Geert Grote (1340-1384)


Geert (Gheryt/Gherijt) Grote wordt in 1340 niet ver van de Deventer Brink, geboren als burgemeesterszoon. Zijn vader was Werner die Grote. Al op tienjarige leeftijd verliest het jongetje beide ouders aan de pest. Geert erft daardoor veel geld dat voorlopig beheerd zal worden door zijn oom. Die neemt ook de zorg en de opvoeding op zich van de tienjarige Geert. Hij volgt zijn basisopleiding aan de Latijnse school in Deventer.


Eind 1355 stuurt zijn oom de vijftienjarige gefortuneerde puber naar Parijs en Orléans om daar verder te studeren. Parijs is op dat moment een chaotische stad. Nog maar vijftig jaar eerder is met veel ophef de zeer rijke tempeliersorde door de paus, opgehitst door de Franse koning Philips de Schone, opgeheven. Geert meldt zich aan bij de Sorbonne en merkt al snel dat ook hier de chaos is binnengeslopen. Er zijn twee zeer rivaliserende stromingen. De oerconservatieve fundamentalistische theologiefaculteit enerzijds en de vernieuwende faculteit Filosofie en Kunsten anderzijds. Deze faculteit is geënt op de denkbeelden van de Franciscaan Willem van Ockham, de grondlegger van de moderne filosofie. Geert kiest voor de laatste en studeerde bij een leerling van deze Willem. Daarna start hij met de studies geneeskunde, filosofie, astrologie en Romeins Recht (Orléans). In 1358 is hij Magister in de Vrije Kunsten en gewaardeerd jurist.


Aan het eind van zijn studie aan de Sorbonne ontmoet Geert in Parijs de vermaarde kopiist en boekhandelaar Nicolas Flamel. Geert raakt goed bevriend met Nicolas, die hem voorziet van unieke en vooral kostbare handgeschreven boekwerken en originele Latijnse manuscripten. De drukpers zou pas veel later in 1453 worden uitgevonden.


Het leven van Geert Grote voor zijn bekering


Zijn vader Werner Grote was burgemeester van de machtige 'Vrije en Keizerlijke Hanzestad'. Deventer was een bijna soevereine stadsrepubliek met een eigen buitenlandbeleid. Zo zou Geert Grote enige tijd rond 1366 de gezant van Deventer bij het pauselijk hof van paus Urbanus V. zijn, dat toen in Avignon (de babylonische ballingschap der pausen 1309-1376) zetelde. De stadstaat Deventer duldde slechts de bisschop van Utrecht en de keizer van het Heilige Roomse Rijk der Duitse Natie boven zich als een formaliteit. Petrarca was de kamerheer van de paus en dus een centrale figuur. Hier ontmoet Geert de dichter, prozaschrijver en grondlegger van het Italiaans humanisme Francesco Petrarca die hem later zeer zal inspireren.


In 1367 reist Geert Grote, waarschijnlijk op advies van Flamel, via Keulen naar het alchemistenbolwerk Praag. Het is bekend dat Flamel daar verschillende contacten had vanwege zijn grote reputatie als kopiist en kalligraaf.



Keulen heeft Geert aangedaan mogelijk op advies van Petrarca omdat zich daar ook uitwaaieringen van het Katharisme bevonden. Later zouden een aantal  van deze groeperingen min of meer overgaan in Rozenkruisers van de 16e en 17e eeuw.


Wat Geert precies komt doen in Praag is onbekend, maar hij zal zeer zeker op zoek zijn geweest naar zeldzame alchemistische boeken, zijn zogenaamde latere toverboeken. Geert is na zijn studie aan de Sorbonne en zijn uitstekende contacten een vermaard leraar geworden, waardoor hij gemakkelijk contact maakt met andere kennisdragers en daardoor ook toegang heeft tot de universiteit van Praag. Op dat moment studeert de 17-jarige Florens Radewijns uit Leerdam daar theologie en geneeskunde. Hier is het dat de tien jaar oudere leermeester Geert de student Florens voor het eerst ontmoet. Ze raken zeer bevriend.


De universiteit van Praag is opgericht in 1348 door koning Karel IV van Bohemen en was na de universiteit van Parijs (1150/1253 theologie) de tweede in Europa met de faculteiten: letteren, theologie, rechten en geneeskunde.


Florens Radewijns (1350-1400) zal de latere leermeester zijn van de uit Zwolle afkomstige Thomas a Kempis (1380-1471).


In 1368 reist Geert terug naar Deventer om an passant  kanunnik te worden van de Dom van Aken (1368-1374) en wat later in 1397 ook nog kanunnik van de Dom van Utrecht, die Geert Grote het recht geeft om in het openbaar te prediken.

In 1372 wordt Geert Grote ernstig ziek, zelfs zo ziek dat voor zijn leven gevreesd moet worden. Geert vraagt om het afnemen van de biecht, de absolutie en het laatste sacrament. De  recht in de leer zijnde priester weigert hem de biecht af te nemen. Eerst moet Geert zijn vermeende zwarte kunst toverboeken verbranden. Geert, de sukkel, zwicht voor deze chantage en verbrandt in het openbaar zijn uiterst kostbare en zeldzame alchemistische manuscripten.

Na herstel van zijn aandoening (??) treedt hij tijdelijk als asceet (kluizenaar) in bij de Kartuizers van Monnikhuizen bij Arnhem. Het is aannemelijk dat hier, in alle rust, het gedachtegoed van de Moderne Devotie bij hem contouren krijgt, een mengeling van Rooms-katholieke, kathaarse, alchemistische en ‘Willem van Ockman’-ideeën en zeker niet in de laatste plaats het gedachtegoed van zijn grote inspiratiebron Heinrich Seuse.

Geert vult ze aan met de nodige Hollandse nuchterheid. Hij besluit zijn gedachtegoed uit te dragen in openbare preken.


In zijn welbespraakte donder- en boetepreken gaat hij te keer tegen de uitwassen en excessen in de kerk. Tegen de ontuchtige clerus, de corrumperende aflaten en de nietsnutten van bedelmonniken uit die tijd. Geert trekt met zijn preken veel gehoor onder de eenvoudige gelovigen, maar bepaald niet onder de notabelen en hogere geestelijkheid. Hij fulmineert zelfs zo erg dat de synode van Campen hem het preken in 1383 onmogelijk maakt met een absoluut preekverbod.


In 1380 gooit Geert Grote het over een andere boeg en sticht samen met Flores Radewijns in Deventer als eerste, een vrouwenwoongemeenschap, de congregatie der Zusters des Gemeenen Levens die later gevolgd wordt door de mannelijke variant: de Broeders des Gemeenen Levens. Dit zijn gemeenschappen van niet gewijde leken die zich toeleggen op het tegengaan van verloedering van het leven, het losbandige bestaan van de clerus en de verruwing van de volkse zeden.

Hun voornaamste bezigheden in Amersfoort worden de zorg voor de studerende jeugd, de verbetering van de leefomstandigheden van de bevolking en de nastreven van het eigen zielenheil.


Op drieënveertig jarige leeftijd sterft Geert Grote na een bezoek aan een besmette vriend aan de pest (1384). Geert Grote de grondlegger van de Moderne Devotie in de lage landen en schrijver van het gebedenboek Getijden van eeuwige Wijsheid. Na het overlijden zet Florens Radewijns het werk van Geert Grote voort.


Bemmel

Tijdsbeeld tijdens het optreden van Geert Grote

Kalveen over Moderne devotie en gasthuis 1390

Getijden van de eeuwige wijsheid naar de vertaling van Geert Grote

Geert Grote en de Domtoren

Geert Grotes Tractaat ‘Contra turrim Traiectensem’ (Nederlandse vertaling vanaf blz. 17)