Vrije (Schone) Kunsten, De zeven Vrije Kunsten

De zeven vrije kunsten op een wandtapijt (ontwerp Cornelis Schut maar uitgevoerd plm 1675) v.l.n.r.: astronomie, muziek, grammatica, geometrie, retorica, dialectiek en de aritmetica (wiskunde)

Dialectiek:

Het ‘trivium’, ofwel de eerste drie studierichtingen, bestaan uit grammatica, retoriek en logica. De laatste vier, het ‘quadrivium, zijn wiskunde, geometrie, muziek en kosmologie. Ze zijn geïnspireerd door Pythagoras en zijn uitgangspunt dat alle getallen de studie van patronen in tijd en ruimte vertegenwoordigen.

De zeven vrije kunsten, oorspronkelijk bekend onder hun Latijnse naam septem artes liberales, waren zeven vakken die deel uitmaakten van het studieprogramma in antieke en middeleeuwse Europese scholen. Ze vormden met name het curriculum van middeleeuwse universiteiten. Ze worden 'vrij' genoemd (Latijn: liber), omdat zij de opleiding van de vrije mens beogen. In tegenstelling tot andere leerprogramma's die worden nagestreefd voor economische doeleinden, is het niet hun doel om de student voor te bereiden op het verkrijgen van een inkomen, maar op de uitoefening van de wetenschap in de strikte zin van het woord, dat wil zeggen de combinatie van filosofie en theologie, bekend als scholastiek.

Naast de artes liberales onderscheidde men in de middeleeuwen ook de zogeheten artes mechanicae (praktische kunsten, zoals metallurgie en koken) en artes incertae (onzekere kunsten, zoals magie). In het Nederlandse taalgebied verwijst men naar het geheel van teksten die verband houden met alle artes met de term artesliteratuur.

Bron: Filosophia