Retraite in Monnikhuizen
Al in de dagen van zijn lange retraite in Monnikhuizen had hij onderkend in welk een nutteloze toestand de kerk was komen te verkeren. Het leek er op, alsof Christus haar zijn geestelijke hulp had onttrokken. En bij Grote was het bewustzijn gegroeid, dat er een algemene hervorming nodig was naar het beeld van de vroege christelijke gemeente van Jerusalem. Daartoe zouden de kerkelijke gezagdragers, kanunniken, priesters en monniken zich uit de verstrengeling met wereldse, vooral geldelijke belangen moeten losmaken. De inkomstenstructuur en eigendomsverhoudingen van priesters en kloosterlingen moesten worden herzien. Zij moesten terugkeren naar de evangelische armoede. Maar die terugtocht uit de wereld zou alleen slagen, als er eerst een innerlijke distantie zou groeien ten opzichte van al die wereldse waarden als rijkdom, eer, aanzien, hoge kerkelijke posities en invloed. De hervormingsarbeid zou nooit beklijven als de mensen niet in hun hart een nieuwe, aan de eigen tijd aangepaste innerlijkheid zouden kunnen ontwikkelen. Een geestelijk leven, geraakt door een ’moderne devotie’, een eigentijdse innerlijkheid, dat werd Grotes ideaal en daaraan werkte hij in brieven, traktaten en geestelijke toespraken, ook toen hem het openlijke prediken verboden was.