Een absoluut preekverbod
Geerts felle predikatie tegen de Utrechtse clerus had hen te hard geraakt in hun bestaansgewoonten. Velen van hen leefden met een vrouw samen die hun huishouden verzorgde, en Grote had hen van ontucht of van een verdachte en aanstootgevende levenswijze beticht. Ook al hadden sommigen hun leven gebeterd, anderen hadden druk uitgeoefend op de Utrechtse bisschop Floris van Wevelinchoven om de diaken het zwijgen op te leggen. Heel slim hadden ze de maatregel tegen Grote verpakt in algemene formules: aan alle diakens van het Utrechtse diocees werd het preekverlof ontnomen, dus ook aan magister Geert Grote, zonder dat hij rechtstreeks op de korrel werd genomen. Dat zou immers een al te doorzichtig stilleggen van zijn oproepen tot zedelijke hervorming hebben betekend. Nu kon men conformistische diakens weer tot de prediking toelaten, en van lastige lieden de hervormingsijver onder controle houden.
Ook kon hij zich op de paus beroepen om het opgelegde preekverbod te laten intrekken. Grote heeft inderdaad zich op de Romeinse paus, dan Urbanus VI, beroepen, maar het pauselijk preekverlof bereikte hem niet voor zijn dood op 20 augustus 1384. In afwachting van die pauselijke ontheffing was hem echter het publieke optreden als prediker verboden.