Jacob van Campen 1596 (Haarlem)-1657 (Amersfoort)


De gebouwen, waarvan we zeker weten dat ze door Van Campen zijn ontworpen, luiden een nieuwe episode van de bouwkunst in. Het Coymanshuis in Amsterdam, het paleis Honselaarsdijk, het Accijnshuis te Amsterdam, het Mauritshuis in Den Haag, de Heiligewegspoort in Amsterdam, de kerken te Hoge Zwaluwe en Renswoude, de Nieuwe Kerk te Haarlem, het Hogerhuis in Amersfoort en het Raadhuispaleis te Amsterdam - om nu maar aan de veilige kant van de streep te blijven- breken met de Hollandse renaissance, die Hendrik de Keijser en de uit Vlaanderen afkomstige Lieven de Key zulke excellente representanten had gevonden en introduceerden een vernederlandst Italiaans classicisme, waarin de zuilenorde kenmerkend was, evenals soberheid bij het aanbrengen van versierselen. Hij bediende zich daarbij bijna uitsluitend van festoenen, slingers van vruchten en bloemen. Wie het verschil wil zien beschouwe de Vleeshal in Haarlem met zijn vele ‘spekjes’ in de rode gevel en het strenge natuurstenen front van het Raadhuis-paleis. Het gebouw van Lieven de Key is lieflijk schilderachtig, dat van Jacob van Campen van grote barokke schoonheid en monumentaliteit.

Aan het Mauritshuis - dat later onder verbouwingen heeft geleden - is ongeveer acht jaren gewerkt voor het geheel voltooid was. Van Campen volgde ook hier de pilasterrorde naar het voorbeeld van Palladio, maar vernederlandste zijn bouwwerk door het het in ons klimaat zo nodige hoge dak te geven en werkte hier als bij zijn latere grote scheppingen met frontons, die gevuld werden met beeldhouwwerk.


Biografie

Jacob van Campen (1595-1657) stamde uit een welgestelde, adelijke familie. Zijn vader was Pieter Jacobsz van Campen (1568-????) Heer van Randenbroek en zijn moeder Gerritje Clais Berensdr (????) Vrouwe van Randenbroek en hij was de broer van Geertruid van Campen.  Later werd hij de vader van Alexander van Campen. Over deze Alexander en zijn moeder is helaas niets bekend. Jacob bracht zijn jeugd door in zijn geboortestad Haarlem. Bij wijze van een zinnig tijdverdrijf legde hij zich toe op schilderen. Hij was een tijdgenoot van de Haarlemse schilder Johannes Torrentius (1588-1644), werkelijke naam Johannes Symoonisz.


Over zijn leertijd is niets bekend. Lange tijd werd aangenomen dat Frans Pietersz de Grebber zijn leermeester was en ook Pieter Paul Rubens is door enkele 18de- en 19de-eeuwse biografen als leermeester genoemd, maar hiervoor is geen bewijs. Evenmin is een reis naar Italië zeker, die Van Campen volgens Houbraken gemaakt zou hebben. In 1614 werd Van Campen als meesterschilder ingeschreven bij het Haarlemse St. Lucas-gilde.


Na een vermoedelijk verblijf in Italië van 1617 tot 1624 keerde hij terug naar Nederland, waar hij de ideeën van Andrea Palladio, Vincenzo Scamozzi en de klassieke architectuur van Vitruvius combineerde met de inheemse baksteenbouw. Het resultaat was het Hollands classicisme, een classicistische bouwstijl die behalve in Nederland ook internationaal van invloed was.


Onder het Hollandse Classicisme wordt de classicistische variant van de Barok verstaan, die rond 1630 in de Republiek tot ontwikkeling komt en halverwege de 17de eeuw immens populair wordt. Het Hollandse Classicisme had een uitstraling naar Noord-Duitsland, Engeland en Scandinavië. Tot de school van Jacob van Campen behoren Pieter Post en de gebroeders Philips en Justus Vingboons.


Jacob van Campen was in tegenstelling tot bijvoorbeeld Hendrick de Keyser een erudiet man die zich in de hoogste kringen bewoog. Architectuur was voor hem een hobby. In 1625 erfde hij het landgoed Randenbroek bij Amersfoort. Sindsdien wordt hij in documenten vaak aangeduid als 'Heer van Randenbroek'. Vanaf de vroege jaren 1630 werd Randenbroek zijn thuisbasis.


In 1625 kreeg Van Campen in Amsterdam zijn eerste bouwopdracht; deze vormde het begin van vele opdrachten. Bij zijn werken werd hij geassisteerd door Pieter Post, Daniël Stalpaert, Matthias Withoos, Philips Vingboons, Artus Quellinus, Tielman van Gameren en Rombout Verhulst.


In Den Haag zorgde zijn in 1632 begonnen vriendschap met Constantijn Huygens ook voor veel opdrachten. Behalve een huis voor en in samenwerking met Huygens zelf (1634-1637), bouwde hij er het Mauritshuis (1634-1644) voor Johan Maurits van Nassau-Siegen. Via Huygens, de secretaris van stadhouder Frederik Hendrik, verkreeg Van Campen ook opdrachten aan het hof. Voor diverse stadhouderlijke paleizen ontwierp hij de decoratieprogramma's. Met Huygens gaf hij van 1647 tot 1652 leiding aan het decoratieprogramma van de Oranjezaal in Huis ten Bosch.


Op Johan Maurits van Nassau-Siegen, de ontwerper van de De Kleefse tuinen en de Grote Keurvorst in Berlijn had Van Campen zelfs na zijn dood veel invloed. Frederik Willem van Brandenburg wenste koste wat het kost een boek door Van Campen geschreven te bezitten.
Het stadhuis en het stadspaleis in Potsdam zijn op de ideeën van Van Campen gebaseerd.


Het belangrijkste werk van Jacob van Campen is zonder enige twijfel het stadhuis op de Dam, thans Paleis (1648/65), de indrukwekkendste schepping van het Hollandse Classicisme. In 1647 duikt zijn naam voor het eerst op in verband met het ontwerp van het nieuwe stadhuis. Het moest een volmaakt gebouw worden, met een volmaakte maatvoering, volmaakte verhoudingen en een volmaakte boodschap aan de toeschouwer. Zijn kracht lag in de strenge proporties en de zeer matige versiering. Critici verafschuwden de eenvoudige entree - zonder trappen - op de begane grond.


Tijdens de bouw van het stadhuis woonde Van Campen in het duurste logement in de Kalverstraat en zijn verteringen waren navenant. In 1654 is Van Campen met ruzie vertrokken naar zijn buiten bij Amersfoort, waarschijnlijk in verband met het ontwerp van de tongewelven. Daniël Stalpaert voltooide het werk met enkele onbelangrijke wijzigingen. Na voltooiing was het stadhuis van Amsterdam het grootste stadhuis ter wereld.


Op 14 augustus 1629 viel Amersfoort; bij de terugtocht der troepen werd het Randenbroek in brand gestoken. Van Campen heeft het gebouw hersteld en er een kleiner huis, misschien een jachthuis of anders een huis van overdenking, het Hogerhuis, bij gebouwd. In het laatste kleine huis, dat in 1876 is afgebroken, zou hij meestal verblijf hebben gehouden.


Van Campen heeft er vele groten uit die dagen ontvangen. Constantijn Huygens is er te gast geweest, zijn jongens Constantijn en (de later beroemde natuurkundige) Christiaan hebben op het landgoed gelogeerd. Vondel is er meermalen op bezoek geweest; Rembrandt, die kort na de torenbrand van 1651 Amersfoort bezocht, zal Randenbroek wel aangedaan hebben.


Onder invloed van zijn vriend Vondel en zijn zuster Margaretha, die reeds eerder in de schoot der kerk terugkeerden, zal aan de grote keer in zijn leven niet vreemd zijn geweest. Op 13 september 1657 is Jacob van Campen overleden en in de aanwezigheid van vijf priesters in de St. Joriskerk begraven. Zijn zuster Geertruyd werd universeel erfgenaam en kreeg de titel van Vrouwe van Randenbroek. In 1658 liet Geertruyd op zijn graf een monument aan brengen, dat gebeeldhouwd werd door Rombout Verhulst: treurende putti, kinderfiguren, die hij zo vaak geschapen had,  met ter weerzijden de attributen van de schilder en de architect …


Uit de attributen op het grafmonument van Jacob van Campen mag je aannemen dat hij in zijn leven Rozenkruiser is geweest.


Ondoorzichtig is het sluier, dat hangt over het persoonlijk leven van Jacob van Campen. Van de roerselen van zijn ziel, van zijn liefdesleven weten we niets. Uit het testament van zuster Geertruyd, die kloosterlinge wordt, blijkt dat hij een natuurlijke zoon had, Alexander …


Zij vermaakt hem een jaargeld van 100 gulden. Het is het enige gegeven, dat over Alexander bekend is geworden.


Het huis te Nieuwburch


Epitaaf Jacob v. Campen


Bouwmeesterteken


Schilderijen van Jacob van Campen


Ontwerpen van Jacob van Campen


Tijdlijn Jacob van Campen


Trouw 1995: Expositie Paleis op de Dam  en Jacob van Campen