Mystiek

Mystiek (van het Griekse μυστικός, mystikos, 'geheimzinnig') betreft het hartstochtelijk streven naar een persoonlijke vereniging van de ziel met God. De term mystiek verwijst ook naar de achterliggende leer over kennis en persoonlijke ervaringen van toestanden van bewustzijn voorbij de normale menselijke perceptie.

Hoewel de mystieke ervaring van een persoon in details en intensiteit kan verschillen worden er meestal dezelfde, algemene kenmerken beschreven:

Mystiek in de middeleeuwen

Het handelt in het bijzonder om middeleeuwse (en latere) mystici die een affiniteit hebben met het hermetische gedachtegoed, zoals de Duitse mystici Eckhart, Suso en Tauler. Een aantal uitspraken van Eckhart was niet alleen onverenigbaar met de orthodox-christelijke traditie, maar mogelijk hermetisch van oorsprong, zoals zijn idee van de ‘goddelijke mens’. Suso volgde zijn meester Eckhart in dit idee van de ‘homo divinus’.  Tauler spreekt over God in de terminologie van de ‘theologia negativa’ die afkomstig is Van Donysius Areopagita. Hij noemt God het ‘onuitsprekelijke mysterie’ en citeert uit het pseudo-hermetische ‘Liber XXIV philosophorum’: God is de duisternis die blijft in de ziel na al het licht.


Hildegard von Bingen: 1098-1179, Mechtild von Magdeburg: 1210-1279,  Mechtild von Hackeborn: 1240-1298, Meister Eckhart: ca. 1260-1328, Jan van Ruusbroec: 1293-1381, Heinrich Suso: ca. 1295-1366, Johannes Tauler: ca. 1300-1361, Birgitta van Zweden: 1302-1373, Catharina van Siena: 1347-1380


Moderne Devotie

De Moderne Devotie is een van oorsprong Nederlandse beweging rond Geert Grote die streefde naar verinnerlijking van het Christendom; de idealen van de beweging vonden expressie in Thomas a Kempis ‘De imitatione Christi.


Geert Grote: 1340-1384, Thomas a Kempis: ca.1380-1471


Mystiek en spiritualisme in de 16e eeuw

In de 16e eeuw streden meerdere filosofische en religieuze denkers, (radicale) reformatoren en spiritualisten voor godsdienstvrijheid en tegen de orthodoxie, hetzij van katholieke hetzij van protestante oorsprong. Een belangrijke brontekst voor de Duitse mystiek en het spiritualisme uit deze periode is de ‘Theologica Deutsch’.


Caspar Schwenckfeld: 1489-1561, Sebastian Franck: 1499-1542, David Joris: 1501-1556, Miguel Servet: 1511-1553, Sebastano Castellio: 1515-1563, Valentin Weigel: 1533-1588


Mystiek en piëtisme in de 17e eeuw

Na de reformatie werden de erfenissen van Luther en Calvijn vastgelegd in de orthodoxe kerken en de regels in de dogma’s van de theologie. Piëtisten namen het in veelal polemische geschriften en bijbelkritieken op voor een betere en vrijere uitwerking van de christelijke en spirituele idealen. Een belangrijke plaats wordt ingenomen door de Duitse theosoof Jacob Böhme en zijn volgelingen, onder wie Johann Georg Gichtel. De republiek, met name Amsterdam, was in deze eeuw de plaats waar veel elders verboden werken gedrukt konden worden.


Johann Arndt: 1555-1621, Jacob Böhme: 1575-1624, Abraham von Franckenberg: 1593-1652, John Pordage: 1608-1681, Antoinette Bourgignon: 1616-1680, Angelus Silesius: 1624-1677, Jane Lead: 1624-1704, Philipp Jacob Spener: 1655-1705, Johann Georg Gichtel: 1638-1710, Quirinus Kuhlmann: 1651-1689, August Hermann Francke: 1663-1727, Gottfried Arnold: 1666-1714


Mystiek en piëtisme in de 18e eeuw

In de 18e eeuw blijft het gedachtegoed van Böhme doorwerken: de Engelse mysticus William Law geeft zijn verzameld werk uit; Louis Claude de Saint-Martin, uit de mystieke vrijmetselarij afkomstig, laat zich inspireren door Böhme, en in Duitsland is het Karl von Eckartshausen die elementen uit het werk van Böhme opneemt. Het piëtisme dat streeft naar een innerlijke beleving van Christus blijft tot in het midden van de 18e eeuw een belangrijke factor.


William Law: 1686-1761, Gerhard Tersteegen: 1697-1769, Friedrich Christoph Oetinger: 1702-1782, Martines de Pasqually: 1710-1774, Louis-Claude de Saint Martin: 1743-1803, Joanna Southcott: 1750-1814, Karl von Eckartshausen: 1752-1803, William Blake: 1757- 1827, Franz von Baader: 1765-1841


William Blake

De Engelse visionaire dichter William Blake 1757-1827 liet zich eveneens onder meer door het mystieke werk van Böhme inspireren en kan gezien worden als overgangsfiguur tussen de 18e eeuw en de 19e eeuw.


Mystiek van de 19e eeuw tot heden

Klassieke werken over de westerse mystiek aan het einde van de 19e en het begin van de 20e eeuw waren Huxley’s ‘The perennial philosophy’, Evelyn Underhill’s ‘Mysticism’ en William Jame’s ‘Varieties of religious experience’. Deze werken kunnen historisch niet los gezien worden van de andere stromingen binnen de westerse esoterie: Rozenkruisers, Theosofie, Antroposofie en 20e-eeuwse Gnosis. Laat 20e eeuwse ontwikkelingen zoals New Age worden buiten beschouwing gelaten.


Jacob Lorber: 1800-1864, Georg Ivanovitch Gurdjieff: 1866?-1949, Evelyn Underhill: 1875-1941, Piotr Demainovich Ouspensky: 1878-1947, Pierre Teilhard de Chardin: 1881-1955, René Guénon: 1886-1951, Frithjof Schuon: 1907-1998



Bron: Bibliotheca Philosophica Hermetica