De Tempeliers-
Oosterhout
Aalburg
Soesterberg
Vathorst
Herxen/Elburg
De tempeliers uit Brugge hebben vanaf de 12e eeuw al een grote voorkeur voor een handelsroute over zee naar het noorden, zoals ze ook handel drijven over zee met de Middellandsezeelanden, maar de route over water langs de Nederlandse kust naar Hamburg is door de uitstromingen van de grote rivieren, zandbanken en de wadden zo gevaarlijk dat toch verkozen wordt voor een route over land.
De handelsroute over land is nog steeds terug te vinden op oude kaarten.
De route begint aanvankelijk in Brugge, maar later in Antwerpen. De weg voert via het lage zand (zie ingezet kaartje) naar Zundert (8 uren), Breda (4 uren), Gorinchem (8 uren), Utrecht (8 uren), Amersfoort (4½ uren), Apeldoorn (9 uren), Deventer (4½ uren) en verder naar Groningen om vervolgens te eindigen in Hamburg. De afstanden op oude kaarten zijn niet aangegeven in kilometers, maar in uren gaans tussen steden. Één dagtocht wordt gerekend als acht uren gaans. Één uur gaans is ca. 6 km, de snelheid van een kar getrokken door een paard.
Later, onbekend wanneer precies, wordt de weg door de tempeliers verlegd van Amersfoort naar Nijkerk, via Elburg naar de hanzestad Zwolle.
Amersfoort
In de 11e eeuw bestaat al het tracé van de Langestraat in Amersfoort. Opgravingen tonen aan dat een soort constructie van takkenbossen met daarop houten boomstammetjes de zanddeklagen met elkaar verbinden. De zanddeklagen bevinden zich ter hoogte van de huidige Varkensmarkt, de St. Joriskerk en aan het einde van de Kamp. Tussen de zanddeklagen ontstaat door de aanwezigheid van artesisch water in de gehele Gelderse vallei moerasachtige gebieden omdat het regenwater en het overtollige beekwater niet door de grond kan worden opgenomen.
Het blijkt dat ook deze handelsroute wordt beveiligd en onderhouden door de Tempeliers, waarschijnlijk uit Brugge middels de commanderij in Alphen in de directe omgeving van Breda. Het bewijs dat de Tempeliers al vroeg actief zijn in het bisdom Utrecht blijkt uit oude documenten en een reeks van tempeliersbezittingen en refugiéhuizen langs de route om aan handelslieden bescherming te bieden tegen onheil. Bij ongeval en ziekte konden ze hier ook worden opgevangen, verpleegd en verzorgd.
De Tempelorde heeft in het Rivierengebied (mogelijk ook daarbuiten) een bepaald vestigingsbeleid gevoerd. Dit was gericht op het op de “waterstaatkundige” situatie afgestemd het beveiligen en vergemakkelijken van verkeer en transport, zowel ten dienste van de Orde zelf als van pelgrims en reizenden in het algemeen. In het Rivierengebied leidde dit tot het inrichten door de Orde van mogelijk een twintigtal of meer “steunpunten”, waar de komende en gaande man een veilig onderkomen vond en hulp bij het vervolgen van zijn weg. De status van deze steunpunten varieerde van eenvoudige kloosters via “camere” tot simpele herbergen, veerhuizen en hoeven, waar geen ordelid permanent woonachtig was en waar een huurder zorg droeg voor de steun aan de reizigers.
Tempeliersbezittingen in Nederland: Aardenburg, Alphen, Boshoven, Chaam, Elburg, Heesbeen, Hulst, Kwaalburg, Middelburg, Oostburg, Oosterhout, Oosterwijk, Rixtel, Soesterberg, Vere, Wijk-
Bron: De Tempelorde in de Nederlandse geschiedschrijving