De Tempelorde in Nederland


Over de aanwezigheid van de Tempel in Nederland is weinig bekend. Dit in tegenstelling tot de kennis over haar aanwezigheid in andere landen.


Met betrekking tot de Tempelorde bestaat een grote hoeveelheid literatuur. De hoedanigheid ervan loopt uiteen. Een deel is romantiserend en mystificerend van aard. Deze publicaties zeggen dikwijls meer over de voorkeur en de pretenties van de auteurs dan over de Orde van de Tempelridders. Daarnaast hebben veel kritisch ingestelde historici zich met het onderwerp bezig gehouden. Hoewel het eigen archief van de Tempelorde verloren is gegaan, zijn intussen meer dan 145.000 documenten uit de tijd van, en met betrekking tot de Orde - schenkingsoorkonden, brieven, verslagen van rechtszittingen, verslagen van kapittelvergaderingen, pauselijke bullen, enz. - aan het licht gekomen. Veel studies handelen over de Orde in het algemeen. Daarnaast zijn er talrijke publicaties over bijzondere aspecten: over individuele commanderijen, over de aanwezigheid van de Tempelieren in bepaalde streken en landen, over militaire en bancaire activiteiten, enz..


In merkwaardig contrast hiermee staat, dat over de aanwezigheid van "De Tempel" in Nederland nauwelijks iets werd geschreven en dat er klaarblijkelijk ook maar weinig over bekend is. Bijvoorbeeld: uit ons land is waarschijnlijk slechts een enkele tempelridder naar naam en afkomst bekend. Totaal anders ligt dit in Vlaanderen. Een van de twee grondleggers van de Orde was een Vlaming. Twee grootmeesters stamden uit Vlaanderen. In het algemeen speelden Vlaamse ridders in de Tempelorde een prominente rol. Over hen en over meerdere commanderijen uit Vlaanderen is veel bekend. Ook over de aanwezigheid van de Orde in landen als Frankrijk, Engeland, Italië, Duitsland en Hongarije is veel, soms zeer veel, gepubliceerd.



Hoe reageerden de Tempeliers na door de bisschop van Utrecht in het ongelijk te zijn gesteld?


Opvallend is, dat na de beslissing van de bisschop van Utrecht in 1157 over een periode van anderhalve eeuw lang geen enkele schriftelijk stuk dat op de Tempel in Noord-Nederland betrekking heeft werd gevonden. Pas in 1300 verschijnt er weer iets, maar dit is gering van omvang en weinig duidelijk van inhoud. Kort daarop hield de Orde op te bestaan, uiteraard ook als mogelijke bron van schriftelijke stukken. Heeft ze, nadat haar in 1157 in het Utrechtse haar plaats werd gewezen de moed laten zakken en heeft ze daarna anderhalve eeuw lang Noord-Nederland maar links laten liggen?

Zo is bepaald haar aard niet. Bovendien, in het voorgaande werd steeds weer geconcludeerd, dat ons land een aanzienlijk aantal locaties telde, die op een of andere wijze tot de Tempelorde in relatie stonden. Hoe valt dit te rijmen?

Begrijpelijk wordt de situatie, wanneer men aanvaardt, dat de Tempelieren na hun aanvaring met de bisschop van Utrecht in 1157 hun vestigingsbeleid in de Noordelijke Nederlanden beter hebben afgestemd op de omstandigheden die ze er aantroffen. Bekend is, dat de Orde bij de keuze van vestigingsplaatsen met overleg te werk ging. Het ontbrak haar daarbij niet aan plooibaarheid en praktische zin. Het is alleszins redelijk te veronderstellen, dat ze haar voorkeur in dit geval verlegd heeft.

Blijkbaar heeft ze zich gerealiseerd, dat ze gevaar liep betrokken te worden in een machtsstrijd met zeer diepe historische wortels. Het zou heter zijn hier buiten te blijven. Om geen weerstand op te roepen dient alle vertoon van macht en zelfs de schijn daarvan vermeden te worden. Anders dan gebruikelijk zou daarom boven de Maas afgezien kunnen zijn van expanderende commanderijen en kloosters met een grote economische en politieke macht. De Orde zal zich dan beperkt hebben tot het in het leven roepen van een groot aantal eenvoudige hoeven, gasthuizen, veerhuizen en dergelijke, langs doorgaande wegen. Haar eerste doelstelling – het beveiligen van wegen en het behulpzaam-zijn en beschermen van pelgrims en andere reizenden zou zodoende toch bereikt worden. Is dit inderdaad het geval geweest, dan zal ze er zeker voor gewaakt hebben, dat de voorzieningen ter plaatse goed geïntegreerd waren in de locale situatie en door de omgeving als eigen, niet van buiten opgelegd, werden ervaren. Dit maakt dan het geruisloos en onopgemerkt verdwijnen van De Tempel uit Noord-Nederland op zijn beurt ook meer begrijpelijk. Bij gebrek aan schriftelijke gegevens is het niet mogelijk om meer in bijzonderheden aan te geven hoe een en ander organisatorisch vorm werd gegeven, maar er zal voor gezorgd zijn, dat een en ander niet beleefd kon worden als een bedreiging voor de beslissingsvrijheid van de locale geestelijkheid. Ordeleden zullen slechts bij uitzondering in deze vestigingen woonachtig zijn geweest. De dagelijkse leiding zal overgelaten zijn aan pachters, zetbazen, personeelsleden, enz


Wanneer het geschetste vermoeden juist is, dan ligt in het georiënteerd zijn van het bisdom Utrecht op het Duitse keizerrijk, het in verweer tegen het centraliserende streven van Rome en de taktvolle dienende houding van de Tempel orde hier tegenover de verklaring voor het feit, dat aanwezigheid van de Orde boven de Maas zo verschilt van die ten zuiden van de Maas


Waarschijnlijk is het voor de kennis van de geschiedenis van de Tempelorde in Noord-Nederland van belang aandacht te besteden aan het gebeuren rond de Orde in Duitsland. Nederland boven de rivieren was indertijd een deel van het Heilig Roomse Rijk. Ook behoorden delen van ons land kerkelijk tot de bisdommen Keulen en Munster.


Bron: De Tempelorde in de Nederlandse geschiedschrijving