Vernieuwing van het christelijke gemeenschapsleven


Je kunt stellen dat de moderne devotie, het gedachtegoed van Geert Grote, een exponent is van de zuid-Europese, Italiaanse renaissance. Daarmee importeren de aanhangers van de modernedevotiebeweging het renaissance-denken in de noordelijke Nederlanden en zoals later zal blijken via de Hanzesteden in de Noord Europa. Het woord renaissance betekent letterlijk wedergeboorte. Maar waar wat wordt daarmee bedoeld? Het blijkt in eerste instantie een onomkeerbare paradigmaverschuiving in het godsbeeld van de late middeleeuwen. Een verschuiving van een ongenaakbare God in de vroege middeleeuwen naar een barmhartig, meer benaderbaar godsbeeld in de latere middeleeuwen.


Tijdens het Concilie van Hippo in 393 in de plaats Hippo Regius in wat nu Algerije is wordt de canon van de Bijbel samengesteld. Deze wordt later tijdens het Concilie van Carthago in 418 officieel bekrachtigd.

Het concilie van 393 wordt geleid door Augustinus, bisschop van Hippo.

In deze concilies worden vier belangrijke beslissingen genomen:

1. De boeken die behoren tot de christelijke bijbel en die daar niet toe behoren, de canon.  De niet uitverkoren boeken gaan de geschiedenis in als de apocriefe van het Nieuwe Testament.

2. Alle denkbeelden die niet stroken met de letterlijke kerkelijke teksten, de z.g. canon, zijn ketters. Als uitvloeisel van dit edict worden de alchemie en de alchemisten ketters verklaard en derhalve door de kerk verboden en bij overtreding bestraft met verbranding.

3. Het scheppingsverhaal van Adam en Eva die door het eten van de appel van de boom der kennis de erfzonde krijgen opgelegd. Dat wil zeggen dat de mens van nature zondig is en zich heeft afgekeerd van God.

4. Ook werd op dit concilie, op instigatie van kerkvader Augustinus, het Pelagianisme veroordeeld. Pelagianisme is het geloof dat de zondeval de menselijke natuur niet heeft bedorven en dat de sterfelijke wil nog steeds in staat is tussen het goede en het kwade te kiezen zonder dat hier speciale goddelijke interventie voor nodig is.


Vooral door punt vier krijgt het geloof in de vroege middeleeuwen haar oude karakteristieke vorm van boetedoening en ascese. Ascese kent in het vroege christendom soms extreme vormen zoals zelfkastijding, eenzame kluizenaars in holle bomen, en monniken die zich toeleggen op boetedoening, boeteprediking en het zaaien van hel en verdoemenis.


Renaissancedenken leidt, zoals hierboven al is aangeven, tot grote veranderingen in het kijken, denken en doen van de late middeleeuwer. Voorbeelden daarvan zijn in de kunst, het kijken, Jeroen Bosch (1415-1516) die de geschiedenis in gaat als ‘den duvelmakere’ (de schepper van duivels) en als schilder van satirische voorstellingen, maar die vooral van betekenis is als vernieuwer van de bestaande devote beeldtraditie. Het is opvallend dat Jeroen Bosch, net als anderen, als een soort van code Lilith weer verenigt met Eva en Adam.



Het gedachtegoed van de moderne devotie is een mooi voorbeeld van het nieuwe renaissancedenken. Thomas a Kempis, de bekendste leerling van Florens Radewijns, typeert het in zijn boek ‘In navolging van Christus’. Hij beschrijft hoe een christen zou moeten handelen gericht op het eigen zielenheil, maar ook op het zielenheil van anderen door het verrichten van goede werken en werken van barmhartigheid.


Vooral door toedoen en de energie van Florens Radewijns ontstaan er met name in Amersfoort een aantal praktiserende samenlevingsverbanden van niet religieuze mannen en vrouwen die zich toeleggen op het doen van humane werken, zoals ziekenverzorging, het opvangen en huisvesten van wezen, het onderwijzen van kinderen en het voeden van armen en behoeftigen.