Brugge (kaart Johan Blaeu 1649)


Brugge, in het graafschap Vlaanderen, groeide sinds de 11e eeuw uit tot een belangrijke handelsstad. De 15e eeuw was Brugges Gouden Eeuw. Het Bourgondische vorstenhuis vestigde zich in de stad, er werden luxe producten gemaakt en verkocht. De kunst, de grote Vlaamse primitieven, floreerde. Maar de dood van de geliefde Maria van Bourgondië luidde een plotselinge ommekeer in. De rijke handelaren overspeelden hun macht, de politiek vertrok met de handelaren in hun kielzog. Brugge werd een arme, verpauperde stad. De stad liep leeg, veldslagen en oorlogen gingen eraan voorbij. Een stilstand die de oude glorie conserveerde. Pas eind van de 19e eeuw zou Brugge herontdekt worden.

Brugge in de 14e en 15e eeuw

Brugge kende als handelscentrum haar grootste bloei tussen 1280 en 1480. In deze periode verbleef er een bont gezelschap van vreemde kooplui met meestal een eigen natiehuis en pakhuizen. Brugge, het meest zuidelijke kantoor van de Duitse Hanze (zie Hanzekantoor van Brugge), werd de belangrijkste en meest zuidelijke handelsvestiging in het buitenland. Het fungeerde daardoor als draaischijf voor de handel tussen Zuid- en Noord-Europa. De Noord-Duitse kooplui verwierven in 1252 een zeer voordelige tolreductie en bezaten zeker in 1458 een huis aan het Krom Genthof, nabij de huidige Woensdagmarkt. De Venetianenwaren permanent aanwezig vanaf de eerste decennia van de 14e eeuw. In 1322 werden de eerste consulaten opgericht. In 1397 huurden ze het huis "Ter Ouder Beurse" als loge. In 1395 sloot Filips de Stoute een handelsverdrag af met de Genuezen. Hun consulaat werd in 1397 opgericht in de onmiddellijke omgeving van de Venetiaanse Loge op het toenmalige Beursplein. Dit plein vormde het commerciële en financiële hart van de stad, waar eveneens de eerste beurshandel werd ontwikkeld. Ook de Florentijnen, die een belangrijke rol speelden in de banksector, vestigden zich in de jaren 1420 aan dit plein. De Luccezen richtten in 1369 hun consulaat op aan de Naaldenstraat. De Florentijnse Medicibank was in 1465 in het "Hof Bladelin" gevestigd. Ook de Catalanen waren op het Beursplein vertegenwoordigd. De Castilianen en Baskeu (Biskajers), die tot 1455 één natie vormden, hadden hun natiehuis en stapelhuizen in de omgeving van het huidigeJan van Eyckplein. De huidige straatnamen Biskajersplein, Spanjaardstraat en Spaanse Loskaai verwijzen naar hun aanwezigheid. De Portugezen hadden vanaf 1493 een natiehuis in de omgeving van de Ridders- en de Sint-Jansstraat. De Engelsen en de Schotten kregen hun belangrijkste privilegie in 1359 en gaven hun naam aan een plein en een straat waar hun consulaat en een weeghuis staan.
Brugge had zich ondertussen ook ontpopt tot een internationaal kunstencentrum. Dankzij het Bourgondische hof kwamen er contacten met reizigers uit alle streken van Europa.


De omwalling van middeleeuwse Brugge

In de loop van de 12de en 13de eeuw heeft Brugge een sterke bevolkingstoename gekend. Het inwonertal in de 14de eeuw mag op 40.000 à 45.000 geschat worden, wat zeer aanzienlijk is voor een middeleeuwse stad. Brugge was in die tijd niet alleen een van de grotere steden, het was tevens de belangrijkste handelsmetropool van Noord-West-Europa. De aangroei was ook zichtbaar op het terrein: door de ontwikkeling van nieuwe woonwijken was de stad op relatief korte tijd veel uitgestrekter geworden. De aanleg van een nieuwe stadsomwalling drong zich op. Concrete aanleiding hiertoe vormde het conflict tussen de graaf van Vlaanderen en de Franse koning, dat in 1297 losbarstte. De nieuwe omwalling had een omtrek van 6.800 meter en bestond uit een aarden wal en een dubbele walgracht. Negen stenen stadspoorten controleerden de toegang tot de stad. Stadsmuren waren er aanvankelijk niet: die zouden er pas een eeuw later komen, en dan nog zeer onvolledig. Het trace van de eerste omwalling is nog steeds herkenbaar, het volgde namelijk de binnenreie die toen al door de stad stroomde: in het oosten de Sint-Annarei, vervolgens de Groene Rei en de Dyver, de Kapucijnerei, Smedenrei, Speelmansrei en Augustijnenrei.

De stadsomwalling die we nu nog kunnen herkennen werd in 1275 en 1278 gebouwd. Er werd rekening gehouden met de snelle groei van de bevolking. Bij de voltooiing kreeg Brugge zijn eivorm.


Geldhandel in de 14e en 15e eeuw

De geldhandel in die eeuw is zeker niet te verwaarlozen. We kunnen zelfs stellen dat het hele financieel wezen zoals we het vandaag kennen toen in Brugge,door toedoen van de tempelorde in Vlaanderen is ontstaan. Er werd een uniek geavanceerd financieel systeem ontwikkeld. Wisselaars, bankiers en andere kredietverstrekkers werden noodzakelijk. De geldwisselaars deden in samenwerking met de hoteliers aan financiële dienstverstrekking. Naast normale wisselactiviteiten boden ze lopende rekeningen, deposito's, overschrijvingen en zelfs op lokaal niveau bankbiljetten, leningen, investeringen en beleggingen aan. Ook voor internationale geldtransporten werden oplossingen bedacht, ze werden doorgevoerd door middel van wisselbrieven i.d.p.v. contant geld. Zo ontstond er ook een lucratieve handel voor de Italiaanse bankiers. Die handel was in Brugge te situeren op het Beursplein bij de natiehuizen van de Genuezen, Florentijnen en Venetianen. De Beurze was begonnen als een herberg waar mensen ruilden en zou uiteindelijk zijn naam geven aan de beurs. Vanwege de rijkdom, de vele kanalen en de aanwezigheid van kooplui uit het hele continent kreeg Brugge de naam ‘Venetië van het noorden’ en ‘Klein Venetië’. (D’Hondt et al., 1999)


Bronnen: geschiedenis van Brugge, de kronieken (Tempeliers),Geschiedenis der Nederlanden