De Tempelorde in Vlaanderen


Het concilie van Troyes op 14 januari 1128 betekent de officiële start van de tempelorde. Een aantal geestelijken onder leiding van de Europese goeroe Bernard van Clairvaux, de grote baas, de abt van de belangrijkste abdij van West-Europa, Cluny, hebben regels opgesteld voor de tempelorde. Die man heeft werkelijk alles in de pap te brokken. Met een overweldigende steun van de Franse en Vlaamse adel krijgt Hugo van Payns de titel van Grootmeester.


Ze zullen voortaan soldaten-monniken zijn, de beschermers van de bedevaarders die naar het Heilig Land trekken. De tempeliers combineren de strenge discipline van het klooster met een bijna fanatieke geloofsijver, de 'militia van Christus'. De tempeliers worden onderverdeeld in vier klassen: ridders, kapelaans, voetknechten en ambachtslieden. De ridders vormden de hoogste klasse met aan het hoofd de grootmeester die over uitgebreide bevoegdheden beschikt. Getrouwde mannen kunnen eveneens tempelier worden, maar het zijn alleen de ongehuwde ridders die witte gewaden mogen dragen. De rest is gekleed in het bruin, grijs of zwart. Privébezit is toegestaan, maar bij elk overlijden vallen de nalatenschappen in handen van de orde. In principe mogen de tempeliers geen geld bij zich dragen als ze daarvoor geen toestemming hebben gekregen.


Vrijwel onmiddellijk na het concilie groeit de orde, totaal onafhankelijk van alle koningen, politieke en religieuze autoriteiten, uit tot de machtigste van Europa. De tempelorde is enkel en alleen verantwoordelijkheid verschuldigd tegenover de paus en staat boven elke mogelijke wetgeving. De tempeliers verspreiden zich over het hele Europese continent, waar ze als beschermers van de bedevaarten op bijzonder veel sympathie en bijval kunnen rekenen. De mensen kijken in die tijd immers enkel en alleen door de ogen van de kerk en het christendom. Hun populariteit kent geen grenzen. En dat is het geval bij zowat alle lagen van de bevolking.


Overal waar ze komen, krijgen ze geld en giften toegestopt en sluiten jonge mannen zich aan bij hun milities. Waar de strijd zich in het verre oosten afspeelt, dient er in West-Europa gezorgd te worden voor de rekrutering van voldoende manschappen en voor de financiering van de krijgsverrichtingen. Hugo van Payns, Godfried van Sint-Omaars en de tempelridders reizen tussen 1125 en 1140 frequent door Frankrijk, Vlaanderen en Engeland en verwerven er naast financiële middelen ontelbare huizen, molens, boerderijen, kastelen, landerijen, wijngaarden, weilanden, boomgaarden en tienden. De aanwezigheid van Godfried van Sint-Omaars in de top van de tempeliers is belangrijk om de oorzaak te kennen waarom zo veel vastgoed, gronden en eigendommen in de Westhoek geschonken worden aan de tempeliers. Godfried is de broer van Hugo van Sint-Omaars. Ze zijn allebei telg van een roemrijk geslacht van burggraven ontstaan in het oude Sithiu, de voormalige naam van Sint-Omaars. We hebben het al herhaaldelijk gehad over de grote impact die de abdij van Sithiu sinds Sint-Bertinus op de Westhoek uitoefent. De burggraven van Sint-Omaars bezitten uitgebreide landgoederen en eigendommen in Ieper, Slijpe, Neerwaasten en over de hele Westhoek. Godfried van Sint-Omaars zorgt er voor dat Ieper de bakermat wordt van de tempeliersorde. Wat weinigen weten, is dat de reus Godfried die bij elke kattenstoet langs de menigte door de straten van Ieper paradeert, eigenlijk onze Godfried van Sint-Omaars voorstelt.


Er is sprake van een eerste schenking in 1125 als de tempeliers Robert van Veurne en Hendrik van Arras een stuk grond gelegen bij Douai schenken aan hun organisatie. In 1127 schenkt Godfried van Sint-Omaars de Upstal-gemeenschapsgronden gelegen ten noordwesten van de stadswallen van Ieper en hij sticht in datzelfde jaar een godshuis binnen de stad. Het is de eerste woning van de tempeliers in heel Europa. Het godshuis wordt omgebouwd tot een klooster met kerk. De schenkingen gaan verder in 1128. De gehate Franse graaf van Vlaanderen, Willem van Normandië, staat alle heffingen die zijn leenmannen hem moeten betalen, af aan de heilige tempel van God en zijn dienaars. Die bewuste schenking van 1128 is de eerste die de tempelorde verwerft in Europa. Wat later sterft Willem van Normandië bij het beleg van Aalst en gaan de Vlamingen zich massaal scharen achter de nieuwe graaf Dirk van den Elzas.


Op 13 september 1128, zes weken na de dood van Willem van Normandië, krijgt Dirk van den Elzas hoog bezoek van Hugo van Payns en Godfried van Sint-Omaars. De kruisvaartgekke graaf schenkt hen het hele pakket van de Vlaamse erfenisbelastingen, 'quoddam funeste munus quod relictum Flandrie vocamus'. Het christelijke voorbeeld dat Willem en Normandië en Dirk van den Elzas stellen, heeft ook de nodige bijbedoelingen.


De militaire steun van de ridders-monniken van de orde van de tempel wordt er mee afgekocht, wat in tijden van oorlog een substantieel voordeel kan betekenen voor de oorlogszuchtige graven. De schenking gaat gepaard met een plechtigheid die gehouden wordt in de Sint-Pieterskerk van Cassel. De bisschop van Terwanen, de aartsdiaken van Cassel, de abt van Sint-Bertijn, de Vlaamse baronnen en de graaf van Vlaanderen zijn allen aanwezigheid bij de ceremonie. De baronnen volgen het voorbeeld van de graaf.


De controversiële Willem van Ieper, Yves van Gent, Boudewijn van Lens en Wenemaer, de burggraaf van Gent schenken elk eigendommen aan de tempeliers. De meeste landgoederen van de tempeliers strekken zich in die beginperiode uit over het hedendaagse België. In 1131 krijgen Brugge en Ieper het hoge bezoek van Bernard van Clairvaux, aanvankelijk ridder en vanaf zijn 20ste monnik geworden. Hij mag gerust beschouwd worden als een van de machtigste mannen uit onze geschiedenis. Tijdens zijn leven laat hij zich gelden als 'het geweten van de kerkelijke leiders'.


Hij is de man die de statuten en regels van de tempeliers heeft opgesteld. Voor hem is Vlaanderen zeker geen 'terra incognita'! Toeval of niet, maar vanaf ditzelfde jaar zien we de tempeliers daadwerkelijk in actie schieten. Na het bezoek van Bernard van Clairvaux, schenkt Dirk van den Elzas het recht om voortaan een jaarmarkt te organiseren aan de Ieperse tempeliers.


In 1134 worden de belangen in het Heilig Land nog groter voor Dirk van den Elzas. Hij trouwt immers met Sybilla, de dochter van Fulco van Anjou die koning is van Jeruzalem. In 1137 schenken de burggraaf van Sint-Omaars Willem II en zijn zoon Hosto een huis, kapellen en altaren in Slijpe en Leffinge aan de tempeliersorde. Laatstgenoemde Hosto treedt toe als tempelier in de orde. In 1139 schenkt Boudewijn IV van Henegouwen de verheffingsrechten op zijn lenen aan de orde van de tempeliers. In dit zelfde jaar verleent Paus Innocentius de tempeliers internationale onafhankelijkheid.


De tempeliers kunnen zich, dank zij hun toenemende rijkdom, strategisch positioneren op een netwerk van bevoorradingsplaatsen en depots langs de belangrijkste wegen in Europa en hun respectieve verbindingswegen naar het Heilig Land. Wat een ongelooflijke machtspositie nemen ze in! Het belang van de macht over de verbindingswegen tussen Vlaanderen en Palestina is inderdaad niet te onderschatten.


We leven in de tijd van de relieken. Een splinter van zijn kruis is al een aanbidding waard en wie zal het ooit in zijn hoofd krijgen om te twijfelen aan de authenticiteit ervan? De weg van Brugge naar Jeruzalem loopt langs de symbolische ontstaansplekken van de orde, via Ieper, de Ardennen, dwars door de Champagnestreek. Er ontstaat een economisch bondgenootschap tussen de regio's. En dat vertaalt zich in het ontstaan van lucratieve jaarmarkten en vruchtbare handelscontacten. De weg tussen Rome en Constantinopel was ooit al aangelegd door de Romeinen en zal nu met de tempeliers opnieuw een tracé van strategisch belang worden.


Het is dan ook begrijpelijk dat de eerste schenkingen in Europa zich allemaal in de onmiddellijke nabijheid van de weg Brugge-Jeruzalem concentreren. De reeks van kruistochten die vertrekken van het noorden van Vlaanderen naar het verre Heilig Land dienen zeker bekeken te worden vanuit deze optiek. De handelsactiviteiten langs het door de tempeliers gedomineerde Europese wegennet groeien geweldig. De tempelridders zorgen er voor de beveiliging en verdienen er tezelfdertijd goed hun boterham met een massa aan commerciële activiteiten. Ze nemen het systeem van reischeques van de moslims over. Zo kan bijvoorbeeld een Engelse handelaar een, tegen diefstal beschermde betaling uitvoeren in de haven van Marseille.


Vanaf het begin van de 12de eeuw worden de pelgrims verplicht om specifieke routes te volgen. Ze krijgen de beschikking over een officiële toeristische reisgids, de Codex Callixtinus. Die gids is niet onbelangrijk voor de reizigers naar Jeruzalem. Ze bevat verhalen, voorschriften en gedragsregels en een opsomming van de veiligste wegen en rustplaatsen. De stad Brugge staat in de Codex Callixtinus aangeduid als officieel knooppunt voor al het pelgrimverkeer van en naar het Heilig Land. Als eerste stop onderweg liggen Slijpe, Ieper en de Westhoek. Vooral voor Ieper zal die ligging de volgende honderd jaar erg belangrijk worden.


Dirk van den Elzas is een snuggere man. Hij beseft maar al te goed hoe belangrijk de tempeliers aan het worden zijn in Europa en koppelt zijn lot aan dat van de orde. De as Brugge-Jeruzalem is van cruciaal economisch belang geworden voor zijn Vlaanderen. Hij zal tot aan zijn dood in 1168 fungeren als grote beschermheer en weldoener van de tempelorde. Filip van den Elzas volgt zijn vader in 1168 op als graaf van Vlaanderen en deze schenkt in 1171 op zijn beurt tienden op gronden in Slijpe, Leffinge en Mariakerke.


Naast Ieper en Slijpe, behoort Brugge eveneens tot de allereerste tempelvestigingen. Daar is het binnenhalen van het Heilig Bloed in 1150 door de grote tempeliersvriend Dirk van den Elzas niet vreemd aan. Dat is pas een reliek! De tempeliers vereenzelvigen zich immers als de grote beschermers van de heilige graal en het heilig bloed. Brugge behoort dan ook samen met Ieper en Slijpe tot de allereerste tempelvestigingen op het Europese vasteland. De positie van Brugge wordt pas duidelijk in 1185 als de Vlaming Gerard van Ruddervoorde het tot 10de grootmeester van de tempeliers schopt. Op 40 jaar tijd kent de tempeliersorde een explosieve uitbreiding over heel Europa.


De nood om zich goed te organiseren leidt al vlug tot een indeling van de orde in provincies en baljuwschappen. Zo ontstaat het baljuwschap Vlaanderen waar de stad Ieper zowat het belangrijkste centrum wordt van de orde. In het baljuwschap Vlaanderen worden er 4 commanderijen gebouwd. We zien deze ontstaan in Ieper, Cassel, Sint-Omaars en Neerwaasten. Later komen er nog commanderijen in La Haie (nabij Rijsel), Slijpe en in Leffinge. Ondertussen zijn er al meerdere kruistochten georganiseerd en die worden steeds problematischer voor zowel kruisvaarders als tempeliers.

 

De strijd van de orde tegen de moslims in het Heilig Land wordt uitgebreid tot een strijd tegen alle ongelovigen in heel Europa, in Engeland, Frankrijk, Duitsland, Spanje, Italië, Portugal en Schotland. De tempelridders worden een belangrijk onderdeel van het Franse en Portugese leger. Ze staan bekend als de beste strijders van het leger en behoeden de Fransen voor een faliekante nederlaag op de moslims. De orde wint aan macht en prestige.


Hun lobby-apparaat is amper te bevatten. Eigenlijk functioneren de tempelridders als internationaal topbankiers die het geld van koningshuizen beheren en leningen verstrekken. Met hun ongeziene financiële draagkracht worden de oude tempels langs de eeuwenoude Romeinse heerbanen omgebouwd tot tempelierswoningen, gastenverblijven, kerken en kapellen. Het netwerk van wegen tussen Vlaanderen en Jeruzalem wordt steeds verfijnder en moderner.


28 mei 1291 is een niet onbelangrijke datum voor de orde van de tempeliers. Er komt een einde aan de kruistochten naar het Heilig Land. Een kleine 200 jaar geleden, in 1099, viel de stad Jeruzalem in de handen van het Westen. Een heerschappij die duurt tot in 1187, tot ze, (dankzij het gebrek aan medewerking van de tempeliers die uit geldbejag weigeren om de westelijke legers te ondersteunen), uitgedreven worden door de Islamitische legers van Saladin. De val van Jeruzalem in 1187 veroorzaakt een schokgolf doorheen Europa.

 

Uit schuldgevoel nemen de tempeliers deel aan een poging tot een nieuwe herovering die echter uitloopt op een eerste grote nederlaag voor de orde. Velen vinden er de dood. Hun reputatie dat ze vechten onder de bescherming van God, ligt voorgoed aan diggelen. Bij een derde kruistocht wordt het noorden van (het huidige) Israël heroverd. Omdat de kruisvaarders niet in staat zijn Jeruzalem opnieuw te veroveren, promoveren ze de havenstad en de voornaamste zeehaven Akko tot hun nieuwe hoofdstad. Akko wordt nu dé pleisterplaats van de westerlingen om te bezoeken, te vechten en te bidden in het Heilige Land.


De havenstad zal gedurende honderd jaar een periode van grote bloei doormaken. In het jaar 1291 belegert sultan El Ashraf Akko met een leger van 200.000 man en krijgt hij de stad in handen. Het leger van de Sultan steekt haar in brand en doodt de meeste van de inwoners op een genadeloze manier. De val van Akko betekent het einde van het 200-jarige kruisvaardersrijk in Palestina (1099-1291). Akko wordt verwoest zodat het voor westelijke machten onmogelijk gemaakt wordt om ooit nog voet aan wal te zetten in Palestina. 28 mei 1291 betekent het doodvonnis, de zwanenzang voor de tempeliers. Het aanvankelijke internationaal enthousiasme voor de eerste generatie tempeliers is gaandeweg afgegleden tot afgunst en jaloezie voor de immense rijkdom van de orde.

 

Waar ze aanvankelijk als bankier konden functioneren voor de adel en koningen in het Westen, zijn ze geleidelijk aan voer geworden voor heftige maatschappelijke discussie. Ondertussen verzeilt Filips de Schone in een oorlog met Engeland en met Vlaanderen. Om aan geld te komen neemt Filips IV in 1291 de bezittingen van Italiaanse bankiers in Frankrijk in beslag en hij bemoeit zich met het ongegeneerd aanmaken van nieuwe munten. Oorlog voeren kost geld. Filips leent hiervoor spectaculaire bedragen bij de tempeliers, méér dan hij ooit zal kunnen terugbetalen.


Grootmeester Guillaume de Beaujeu, de neef van Margaretha van Constantinopel, sneuvelt in Akko in 1291. De tempelorde trekt zich noodgedwongen terug in Cyprus waar Jacques de Molay in 1292 tot grootmeester wordt verkozen. De val van Akko. Tja. Het begin van het einde. De christelijke wereld is diep ontgoocheld. De nieuwe grootmeester Jacques de Molay koestert wel nog megalomane en tevergeefse plannen om een nieuwe en grootschalige kruistocht op getouw te zetten. Maar de paus en het westen hebben de idee opgevat om de tempeliers te laten fuseren met de hospitaalorde. 1302. In Kortrijk verslaan de Vlamingen verrassend het machtig Franse leger van Filips de Schone.


De tempeliers stellen hun diensten ter beschikking bij beide kampen. De Franse tempeliers houden zich tijdens de slag afzijdig. Na ferm aandringen van de Franse koning, beslissen ze om niet te vechten tegen leden van hun eigen orde. Dat kan niet gezegd worden van de Vlaamse tempeliers die onder aanvoering van de broers Willem en Boudewijn van Bornem met drie elitedivisies (de zwarte, witte en grijze tempeliers) meestrijden en er innovatieve gevechtstechnieken hanteren.

 

Naar verluidt staan onder andere 500 Ieperlingen onder het bevel van de meester-tempelier en gevechtsdeskundige Henri de Montigny. De aan de tempeliers gelinkte atletische monnik Willem van Saeftingen doodt tijdens de legendarische veldslag op de Groeningekouter tientallen Franse edelen onder wie de belangrijkste van allen, de graaf van Artois. Amper twee jaar later, in augustus 1304, zet de Franse koning de puntjes op de i. Hij revancheert zich en verplettert de Vlamingen in de veldslagen van Zierikzee en van Mons-en-Pévèle. Vlaanderen en de Westhoek worden opnieuw bezet door de Fransen.


Tijdens de vrede van Athis in 1305 worden er draconische maatregelen genomen tegen de Vlamingen: een verplichte afbraak van de stadsversterkingen van Brugge, Gent, Ieper, Rijsel en Douai. Een astronomische boete van 400.000 Parijse ponden, 3000 Bruggelingen moeten verplicht op pelgrimstocht. De familie van Dampierre moet zelf 20.000 Parijse ponden ophoesten. De steden weigeren de betaling van de boete en daarover zal er tussen 1305 en 1314 een hevig geschil woeden tussen de Fransen en de Vlaamse steden. Ook de Ieperse inwoners van het Tempelland worden in 1305 uitgenodigd om tussen te komen in de kosten van de Frans-Vlaamse oorlog.

 

Het financieel geschil zal eindigen in 1314 als Vlaanderen de heerschappij over Lille, Douai en Béthune aan de Fransen afstaat. Cassel komt opnieuw in Vlaamse handen. Filips de Schone is nog altijd verbitterd om de steun van de Vlaamse tempeliers tijdens de Guldensporenslag. De Franse koning start een hevige lastercampagne tegen de orde van de tempel en dat is olie op het vuur van de Ieperse burgerij die een bittere haat koestert tegenover de tempeliers. Filips de Schone schuift op 26 maart 1307 de schuld van een reeks schanddaden en heiligschennis in de schoenen van de tempeliers. Willem van Saeftinge die de Franse graaf van Artois doodde, wordt in 1308 in de ban van de kerk geslagen en naar verre oorden verbannen.


Alles heeft natuurlijk te maken met de tegoeden die Filips nog aan de orde moet, en niet kan terugbetalen. Paus Clemens laat in juni 1306 de grootmeesters van de hospitaalorde en van de tempelorde bij zich roepen in zijn verblijfplaats te Poitiers. Grootmeester Jacques de Molay meldt zich pas een jaar later, op 21 mei 1307 en duidelijk met grote tegenzin aan. Hij ziet een samensmelting met een andere orde helemaal niet zitten.

 

Op 24 augustus stuurt de paus een schrijven aan de Franse koning waarin hij de tempelorde vrijpleit van alle beschuldigingen. Drie weken later. 14 september 1307. Filips de Schone plaatst een zieke paus voor een voldongen feit. Hij geeft het geheime bevel om alle tempeliers die zich Franse bodem bevinden te laten aanhouden en vraagt aan alle Europese leiders om zijn voorbeeld te volgen. Op vrijdag 13 oktober 1307, sindsdien spreken we van 'vrijdag de dertiende', worden de Franse tempeliers op beschuldiging van de grofste godslasteringen gevangen genomen. Ook grootmeester Jacques de Molay vliegt achter de tralies.

 

Wanneer op 13 oktober de Franse koning alle tempeliers in zijn rijk laat opsluiten, wordt aan Vlaanderen gevraagd om dit eveneens te doen. Er wordt niemand gearresteerd, behalve de grootmeester van Vlaanderen, Goswin van Brugge, die tijdens een rondreis met enkele broeders per ongeluk door handlangers van de koning verrast wordt. Na twee jaar gevangenschap te Doornik en nadien waarschijnlijk te Arras, worden deze tempeliers in 1309 overgebracht naar Parijs, waar ze tevergeefs pogingen ondernemen om de orde te verdedigen.


De tempeliers hebben in hun bestaan tussen 1128 en 1314 ontelbare sporen nagelaten. Over heel Europa, België blijven op vandaag fysieke en tastbare bewijzen van hun bestaan overeind. De meeste tempeliers zonderden zich af in afgelegen hoeves die door de eeuwen heen de verbeelding van de mensen hebben geprikkeld. Het lijdt geen twijfel dat een aantal afgelegen boerderijen door het geroddel van de mensen onterecht aan de tempeliers werd toegedicht.

 

De goed afgeschermde bewoning van de tempeliers en ook hun geïsoleerde levenswijze is mede oorzaak geweest van deze intense mythevorming. Verhalen over onderaardse gangen, over schatten, over onderaardse verblijven zijn legio. Ook in onze Westhoek blijven de tempelierssagen 700 jaar na datum springlevend. Het spreekwoord 'drinken als een tempelier' is een echte klassieker die diep doorgedrongen is in de volksmond. De zoektocht naar sporen van de tempeliersorde in de Westhoek is dan ook een heen-en-weer expeditie tussen waarheid en fictie. Maar precies dat mystieke verleden maakt deze zoektocht zo boeiend.


Bron: de kronieken (Tempeliers)