De opzienbarende processen tegen heksen en tovenaars uit Amersfoort en omgeving.


De processen die in 1595 in Amersfoort en Utrecht gevoerd werden, zijn veel typerender voor de verbinding van de heksenleer met het magisch volksgeloof dan de processen in Asten. In Asten ging het om te goeder naam en faam bekend staandepersonen, die niet onbemiddeld waren. In Amersfoort en omgeving ging het om personen die vanwege hun familiebanden met reeds veroordeelde heksen of vanwege hun reputatie op magisch gebied voor verdenking in aanmerking kwamen. De processen moeten destijds veel indruk hebben gemaakt. Vooral de processen die voor het Hof van Utrecht plaatshadden. In de Amersfoortse Kroniek van St. Aagten worden zij vermeld, maar ook de vermaarde Utrechtse jurist en historicus Arend van Buchell vermeldt ze in zijn Latijnse dagboek, het zogenaamde Diarium.


Het St. Agatha-klooster in Amersfoort was omstreeks 1380 onder invloed van Geert Groote gesticht als een tehuis voor Zusters van het Gemene Leven. De zusters hebben een kroniek bijgehouden, die reikt van de tijd van stichting tot die van het uitsterven van het klooster in 1637. Van Ingen neemt daar in zijn Geschiedenissen een uittreksel van op. Voor het jaar 1595 worden slechts twee feiten vermeld: de uitzonderlijk grote watersnood uit dat jaar en de heksenprocessen voor het Hof van Utrecht. De kroniek zegt:


Anno 1595 den 5 Marty is den Rhynvloet hijer gecommen en 't water hooch in de stadt gegaen, dat sommige straten onder water stonden, ende syn eenige poorten en bruggen van de stadt wech gelopen. (...).


In den selven jare syn der wederom eenige tovenaers tot Utrecht gebrocht, onder anderen een van 't Hoochland, die Volcker hiet ende vijff sijnre kijnderen, het jongste vandijen acht jaren oudt, die veel wonderdingen van de toverije wosten te verhalen. Ende worde hijer oock gevangen ende gebrandt een vrouw, die men hyet de Roode Kater.


Dat de kroniek spreekt van wederom slaat waarschijnlijk mede op een aantekening uit 1591:


In den jare 1591 worden alhier gevangen drye tovenaersters in de somer, een oude vrouwe met haer dochter ende een dochters dochter, oudt 15 jaren, d'welcke veel affgrijselicheyd van den viand verhaelden. De moeder en dochter worden op den berch gebracht om gebrand te worden, ende dwijle den scherprechter de dochter worchde, brack d'boose viand de moeder den hals. Het kijndt worde t'Utrecht gebracht ende ijewerts bestelt.


Over het jaar 1592 is een notitie van belang: In deesen tijden waren in dit landt groote mennichte van wolven, sulcx dat men nijet veijlich op 't landt conde gaen.' De beschuldigingen van 1595 voor het Utrechtse Hof, waarin de ook door de Malleus genoemde lycantropie (verschijning in de gedaante van een wolf) een belangrijke rol speelt, kunnen daarmee verband houden. De processen van 1595 voor het Hof van Utrecht worden door Arend van Buchell op de voet gevolgd. In zijn Diarium noteert hij wie er terechtgesteld werden, op grond van welke beschuldiging, en op welke dag het vonnis werd voltrokken. Op 14 juni vermeldt hij anoniem de dood van een gevangengenomen maleficus, die, nadat hij vele afzichtelijke misdaden heeft toegegeven, door het Hof veroordeeld is en - uiterlijk flink en overgegeven aan God - naar de plaats van terechtstelling werd gevoerd, waar hij eerst half werd gewurgd en toen verbrand. Blijkens de stukken van het Hof van Utrecht gaat het hier om Volckert Dircxz, de Volcker met zijn vijf kinderen, uit de Kroniek van St. Aagten. Hij is de hoofdpersoon uit de in 1595 voor het Hof van Utrecht gebrachte beschuldigden uit Hoogland bij Amersfoort. Het gerecht Hoogland had geen hoge jurisdictie, vandaar dat de beschuldigden in Utrecht terechtstonden. Op 8 juli deelt Van Buchell mee dat een Amersfoortse heks - bijgenaamd de Roode Cater - die de waterproef heeft ondergaan en de volgende dag gefolterd zou worden, gestikt en met een gebroken nek in de gevangenis is aangetroffen.


Op 26 juli is Van Buchell uitvoerig. Kennelijk is zijn aandacht nu op de zaak gericht. Hij beschrijft hoe Antonius Buycken (=Bulken of Bulck), pachter, ongeveer 40 jaar oud, op dezelfde manier terechtgesteld is als Volckert Dircxz. Hij heeft God afgezworen en zich anderhalf jaar geleden aan de duivel toegewijd. Hij heeft ook in de gedaante van een wolf en een hond schade toegebracht aan groot en klein vee. Die gedaante wordt nader omschreven als voortkomend uit de fantasie, of beter: van duivelse oorsprong (forma fantastica seu potius diabolica). Van Buchell voegt eraan toe dat de hele materie de raadsleden en de rechters erg in beslag heeft genomen, want het gaat om een gecompliceerde en gevaarlijke zaak. De mogelijkheid is niet uitgesloten dat bij een dergelijke aanklacht jaloersheid in het spel is. Het is eigenlijk meer een zaak voor theologen, filosofen en medici dan voor juristen. Omdat een sluitende bewijsvoering zo moeilijk is, neemt men in het algemeen aan dat er nogal wat heksen vrij rondlopen. Terugkomend op de zaak van Antonius Bulken vermeldt hij dat diens vader bij verstek veroordeeld is. Deze is voortvluchtig en er is een prijs op zijn hoofd gezet. Maar men krijgt hem maar niet te pakken, al wordt er gezegd dat hij dikwijls wordt gezien, wegvluchtend in de gedaante van een wolf, een ooievaar of een andere vogel. Tenslotte deelt hij mee dat de Raad van Utrecht opdracht heeft gegeven, dat voortaan bij de terechtstelling van malefici de assisterende soldaten niet alleen met zwaarden, maar ook met dubbele bijlen en lansen moeten worden uitgerust.


Op 1 augustus noteert Van Buchell dat twee heksen na lichte wurging zijn terechtgesteld. De oudste, Maria Barten, heeft God verloochend en zich aan de duivel gewijd. Rondspringend in de gedaante van een wolf heeft zij verschillende heksenwerken (maleficia), vergiftigingen en bezweringen verricht. De jongste - een meisje van nog geen 18 jaar - genaamd Hendrikje, dochter van Volckert, was 11 jaar toen zij de duivel haar trouw betuigde. Haar moeder of grootmoeder hadden haar daartoe verleid. De duivel gaf haar allerlei kleine geschenken. Zij was 14 jaar toen zij voor het eerst tot de afzichtelijke daad van paring met hem overging. Zij heeft vaak - naar het schijnt - in de gedaante van een wolf, kat of van een ander dier aan de dansen meegedaan die de duivel heeft uitgevonden om God te beledigen. Ook heeft zij runderen en andere dieren woedend aangevallen en gebeten met tanden die door duivelse kunst vergiftigd waren. Het jaar daarvoor had zij een hagelbui veroorzaakt. Haar vier broertjes moesten toezien hoe zij werd verbrand. Zij hadden zich ook wel in dienst van de duivel gesteld en in de gedaante van wolven veel schade aan vee toegebracht, maar vanwege hun leeftijd werden zij alleen gegeseld en daarna in de gevangenis gestopt.


Reconstructie van de processen

Maatschappelijke achtergronden


Bron: Het verbond van heks en duivel, Een waandenkbeeld aan het begin van de moderne tijd als symptoom van een veranderende situatie van de vrouw en als middel tot hervorming der zeden,

Lène Dresen-Coenders