Johannes Calvijn (1509 - 1564)
Johannes Calvijn, geboren als Jehan Cauvin, was een belangrijke Frans-Zwitserse christelijke theoloog tijdens de reformatie, naar wie een protestants-christelijke stroming, het calvinisme, is genoemd. Als reformator wordt Calvijn vaak in één adem genoemd met Maarten Luther, die zijn 95 stellingen poneerde in 1517, toen Calvijn acht jaar oud was.
Calvijn was een verklaard aanhanger van de drie sola's van de reformatie. Hieruit voortvloeiend was een kernpunt in de theologie van Calvijn zijn opvatting over de menselijke rechtvaardigheid ten opzichte van God. Vanuit deze opvatting vloeide ook zijn mening voort over hoe God omgaat met de mens, de leer van de uitverkiezing of predestinatie. Volgens Calvijn is de mens slechts rechtvaardig voor God door het verzoenende werk van Jezus Christus en kan de mens zelf daar niets aan toe- of afdoen. Omdat in deze visie de mens niet bij machte is zich te rechtvaardigen voor God, meende Calvijn dat God reeds van tevoren heeft bepaald wie deze goddelijke rechtvaardiging ten deel zou vallen en wie niet, de uitverkiezingsleer.
Calvijn ontkende hiermee, net als mede-reformator Luther en — volgens de protestantse hermeneutiek — kerkvader Augustinus, de mogelijkheid dat zogenoemde goede werken zouden kunnen bijdragen tot verzoening met God. Over de goede werken schreef hij onder andere: Nooit was er enig werk van een godsvruchtig mens, dat niet voor het rechtvaardig oordeel Gods zijn verdoemelijkheid bewees. Bij zijn mening inzake uitverkiezing, beriep hij zich, wederom evenals Luther en Augustinus, op bepaalde Bijbelse teksten, met name de brieven van de apostel Paulus (bijvoorbeeld de Romeinen 9). Zijn predestinatieleer is hoofdzakelijk gebaseerd op de gedachte dat God zo groots is en de mens zo nietig in vergelijking met God, dat de mens nooit in staat zal zijn daar iets aan toe of af te doen. Naar Calvijns inzicht strekt de gedachte dat Gods voorzienigheid alles regeert, de gelovige tot troost. De mens, zo stelde hij, wordt niet geregeerd door het lot, maar door de goede God.
Opgemerkt moet worden dat Calvijn en zijn aanhangers niet dachten dat de predestinatie gevolgen had voor het handelen van de mens, het was niet de bedoeling dat men leefde alsof er geen gevolgen te vrezen waren. De mens bleef dus uiteindelijk wel verantwoordelijk voor zijn eigen daden.
De door Calvijn gesystematiseerde leer van de rechtvaardiging door alleen het geloof en de leer van de uitverkiezing is de hoeksteen geworden van de naar hem genoemde calvinistische of gereformeerde theologie. In diverse belijdenisgeschriften van allerlei kerken van deze richting is deze leer daarom terug te vinden en vormt zij de basis daarvan (bijvoorbeeld de Drie Formulieren van Enigheid). Wel is in de loop der eeuwen de uitverkiezingsleer in grote delen van deze kerkelijke richting afgezwakt of zelfs (min of meer) afgeschreven, maar in bepaalde orthodox-gereformeerde kerken hangt men (in bepaalde mate) deze leer nog steeds aan.
De vijf punten van het calvinisme
1 Totale verdorvenheid
- De mens is in zijn natuurlijke, verdorven toestand niet in staat om zich tot God te wenden. Het is enkel door de goedheid en de wil van God dat de Heilige Geest het voor de mens mogelijk maakt herboren te worden door het Woord van God. Opgemerkt moet worden dat het woord totale in brede zin gezien moet worden. De mens is intens zondig, het is zelfs zo dat de zonde ieder deel van het menselijk wezen heeft bedorven.
2 Onvoorwaardelijke verkiezing
- Verkiezing betekent keuze. Gods keuze van wie Hij tot Hem laat komen is niet gebaseerd op de menselijke verdienste of geloof in de personen die Hij kiest. Zijn keuze is onvoorwaardelijk gebaseerd op Zijn [Gods] genade.
3 Beperkte verzoening
- De beperkte verzoening houdt in dat Christus' kruisdood de straf wegneemt van de zonden die begaan worden door diegenen die God uitverkoren heeft met zijn genade. (In tegenstelling tot de leer dat Christus' kruisdood de redding vanuit de mens mogelijk maakt.) De verzoening is dus beperkt tot het wegnemen van de zonden van de uitverkorenen.
4 Onweerstaanbare genade
- De genade van God is onweerstaanbaar in de zin dat de mens niet bij machte is de genade te ontlopen wanneer God besloten heeft hem/haar genade te tonen. Het is dus niet zo dat mensen de genade vinden doordat hun geweten gevoeliger is of omdat ze sterker zijn in het geloof dan anderen. Het is andersom: een gevoelig geweten en een sterk geloof zijn tekenen van Gods trouw.
5 Volharding van de gelovigen
- De wedergeboorte kan niet ongedaan worden gemaakt. Het door God geschonken geloof blijft in wezen levenslang aanwezig, hoewel de beoefening in kan zinken. Zij die van het geloof vallen zijn of nooit oprecht geweest in hun geloof of, indien ze tot de uitverkorenen behoren, zullen terugkeren naar het geloof.
Een belangrijke tegenstander van Calvijn en zijn leer was de Fransman Michael Servet. Michael werd tijdens een dienst van Calvijn gearresteerd en eindigde met toestemming van Calvijn op een vreselijke wijze op de brandstapel.