Drie sola's
De drie sola's zijn 3 Latijnse stellingen die tijdens de reformatie geformuleerd zijn als de kernpunten van het protestantse geloof. De stellingen worden pas sinds begin 20e eeuw als een eenheid beschouwd.
1 Sola fide (Alleen door geloof)
- Rechtvaardiging (zondeloos worden voor God) komt alleen door geloof, niet door goede werken. In de klassieke protestantse traditie volgt uit het geloof het doen van goede werken. Deze doctrine is in tegenstelling met de katholieke leer dat geloof en goede werken zodanig samengaan dat alleen goede werken kunnen leiden tot rechtvaardiging. Het was de centrale doctrine van Maarten Luther, voornamelijk afgeleid uit de brief van Paulus aan de Romeinen, en wordt doorgaans beschouwd als de belangrijkste oorzaak van de reformatie omdat daardoor de aflatenhandel ontmaskerd werd.
2 Sola gratia (Alleen door genade)
- Genade is een gave die God ons rechtstreeks bereikt en geen bemiddeling behoeft van de clerus noch van sacramenten. Deze stelling viel vooral het sacrament van de biecht aan dat was ingesteld door de Kerk ter vergeving van de zonden.
3 Sola scriptura (Alleen door de Schrift)
- Alleen de Bijbel is het Woord van God en de Bijbel moet toegankelijk zijn voor iedereen.
- Toegankelijk betekent hier zowel verkrijgbaar (en leesbaar) als interpreteerbaar. Deze stelling was dus enkel mogelijk dankzij de uitvinding van de boekdrukkunst. Ze vocht de leer van de katholieke kerk aan dat enkel de Paus en de Bisschoppen het magisterium, m.a.w. de autoriteit over de religieuze leer, bezitten en de Heilige Apostolische Traditie bewaken. Deze doctrine wordt ook wel de formele oorzaak van de reformatie genoemd.
Solus Christus (Alleen Christus; soms Solo Christo, Alleen door Christus)
- Alleen Christus bemiddelt als Mensenzoon tussen mens en God. Maria, de heiligen, de priesters kunnen niet als tussenpersoon dienen om het zielenheil te bewerkstelligen zoals de katholieke leer inhoudt.
Soli Deo gloria (Alle eer komt alleen God toe)
- Alle eer komt God toe, omdat Hij de mens redt door de kruisdood van Christus en doordat God het geloof aan de mens geeft. Reformatoren geloofden dat mensen (specifiek de clerus en de adel, omdat toen de meeste priesters van adellijken bloede waren) en hun instellingen (specifiek de kerkelijke) de eer die zij kregen niet waard waren. Dus ook heiligenverering of verering van Maria wordt afgewezen.
In Nederland wordt ook vaak gesproken over de drie sola's, waarmee de eerste drie uit de bovengenoemde lijst bedoeld worden: sola fide, sola gratia, sola scriptura.
Dordtse Leerregels
De Dordtse Leerregels zijn opgesteld op de Synode van Dordrecht, een landelijke vergadering van gereformeerde kerken in 1618 en 1619 in Dordrecht die ook bijgewoond werd door vertegenwoordigers van buitenlandse gereformeerde kerken. De Dordtse Leerregels zijn een weerlegging van de Vijf artikelen van de remonstranten, de Dordtse Leerregels worden daarom ook wel de Vijf artikelen tegen de remonstranten genoemd.
De Dordtse Synode was een landelijke synode die bijeengeroepen was door de Staten-Generaal van de Verenigde Nederlanden om uitspraak te doen over de opvattingen van de remonstranten. De remonstranten werden op de Synode van Dordrecht unaniem veroordeeld door de contraremonstranten. Hun leer was, volgens de overige deelnemers aan de Synode, niet in overeenstemming met de bijbel. In de leerregels is de veroordeling schriftelijk vastgelegd. De Dordtse Leerregels werden als één van de Drie Formulieren van Enigheid onderdeel van de belijdenis van de gereformeerde kerk in Nederland en daarmee ook van alle kerken die zich als voortzetting van deze kerk beschouwen.
Inhoud van de Dordtse Leerregels
In ieder hoofdstuk van de Dordtse Leerregels wordt eerst het gereformeerde geloof positief uiteengezet. Na elke uiteenzetting volgt een opsomming van "dwalingen" (van de remonstranten) die de Synode verwerpt. De Dordtse Leerregels zijn opgebouwd uit vijf hoofdstukken:
- Hoofdstuk 1: Van de goddelijke verkiezing en verwerping.
- Hoofdstuk 2: Van de dood van Christus en de verlossing van de mensen door deze dood.
- Hoofdstuk 3/4: Van de verdorvenheid van de mensen en de bekering tot God en de manier waarop.
- Hoofdstuk 5: Van de volharding der heiligen.
Deze structuur is bepaald door vijf artikelen uit de Remonstrantie die de volgelingen van Jacobus Arminius in 1610 aanboden aan de Staten van Holland en Westfriesland. In deze Remonstrantie vroegen zij om steun van de overheid in het conflict dat zij hadden met de aanhangers van Franciscus Gomarus. In vijf hoofdstukken vatten zij hun eigen opvattingen samen: 1) De gelovigen zijn uitverkoren op grond van hun geloof. 2) Christus is voor iedereen gestorven. 3) De mens gelooft niet uit zichzelf, maar door de genade in Christus. 4) De genade is het begin, de doorwerking en de volbrenging van al het goede, maar zij kan weerstaan worden door wie niet wil geloven. 5) Over de vraag of gelovigen hun geloof en daarmee het eeuwig heil konden verliezen kan nog geen dwingende uitspraak gedaan worden.