het oudkatholieke schisma
Oudkatholieke kerken is de benaming voor de autocefale kerken die hun ontstaan danken aan afwijzing van het Romeinse kerkcentralisme en in een later tijdperk – vanaf 1870 – van het dogma van de pauselijke onfeilbaarheid (Eerste Vaticaans Concilie), tezamen met het dogma van de Onbevlekte Ontvangenis (1854).
In Nederland ontstond een eerste anti-centralistische beweging na de afzetting door Rome (in 1702) van de apostolisch vicaris Petrus Codde, die van jansenisme, een dwaling volgens de Kerk van Rome, was beschuldigd. In 1723 leidde de anticentralistische beweging in de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden tot de bisschopswijding van Cornelius Steenoven zonder toestemming van Rome, hetgeen tot conflict en verregaande verwijdering leidde.
Aan het eind van de 17e eeuw kwam de Utrechtse apostolisch vicaris Codde in conflict met de jezuïeten, die hem van jansenisme betichtten. Een langdurig conflict volgde. In de nasleep van Coddes veroordeling door de paus, werd hij gesuspendeerd (= uit het ambt geschorst).
Na zijn dood in 1710 ontstond er een vacante zetel en rumoer rondom de door Rome gefavoriseerde opvolger Gerardus Potcamp. Bovendien was de sfeer als gevolg van Coddes veroordeling slecht: een deel van de geestelijkheid in met name Utrecht en Holland had het gevoel dat de paus en met name de jezuïetenorde de Nederlandse katholieken tegen de Republiek probeerden op te stoken. Men besloot uiteindelijk in 1723 om zelf een bisschop aan te wijzen en te laten wijden door een rooms-katholiek bisschop.
In 1723 koos het Utrechtse kapittel een nieuwe bisschop, Cornelius Steenoven, zonder bevestiging te vragen van Rome. Hij werd gewijd door een Franse missiebisschop op weg naar Libanon, Dominique Varlet. De door hem gewijde aartsbisschop was de eerste schismatieke, van Rome afgescheiden, bisschop van de Oudkatholieke Kerk. Een groot gedeelte van de Nederlandse katholieke geestelijken - met name in Holland en Utrecht - sloot zich bij hem aan; zij noemden zich de Roomsch Katholieke Kerk van de Oud-Bisschoppelijke Clerezie. Een meerderheid van de gelovigen bleef, na enige jaren van verwarring, trouw aan Rome en de pauselijk bevestigde kerkbestuurders. In de volgende eeuwen hebben veel afgescheiden katholieken door hermissionering zich weer direct met Rome verbonden. De Paus namelijk had Nederland tot missiegebied verklaard en vooral jezuïeten de opdracht gegeven alle katholieken te bewegen zich weer onder het directe gezag van Rome te plaatsen. Het duurde echter tot 1853 eer zich de "nieuwe" Rooms-Katholieke Kerk in Nederland weer kon herorganiseren in bisdommen en er weer bisschoppen op de zetels konden plaatsnemen. De Roomsch Katholieke Kerk van de Oud-Bisschoppelijke Clerezie heeft sinds de wijding van Steenoven echter geen vacante zetel gehad. Het bisschoppelijk herstel van 1853 zoals de Rooms-Katholieke Kerk het noemt heeft dus gezorgd dat er naast de reeds aanwezige aartsbisschop van Utrecht een tweede aartsbisschop zijn zetel in Utrecht kreeg.
De oude Latijnse liturgie werd - onder invloed van de jansenisten en de, later door de Heilige Stoel veroordeelde, Synode van Pistoia – afgeschaft [bron?] en vertaald in het Nederlands en het Gregoriaans werd omberijmd tot een Nederlandse zang op Gregoriaanse grondslag (Nedergoriaans) of geheel vervangen door volkszang.