het Jansenisme

Het jansenisme is een religieuze en politieke beweging uit de 17e en 18e eeuw, die vooral in Frankrijk ontstond als reactie op bepaalde ontwikkelingen in de Katholieke Kerk en op het absolutisme van de vorsten uit die dagen. De beweging werd genoemd naar de Leuvense hoogleraar en bisschop van Ieper Cornelius Jansenius (1585-1638). Zijn boek Augustinus, dat na zijn dood verscheen (1640), werd door de paus als ketters veroordeeld. Ten onrechte wordt het jansenisme wel eens beschouwd als onderstroom van het calvinisme.

Kenmerkend voor de levenspraktijk van de jansenisten was hun ascetische wereldverwerping en hun pessimistische ethiek. Ze verwierpen de pauselijke onfeilbaarheid en Maria's Onbevlekte Ontvangenis, die tweehonderd jaar later als absolute geloofswaarheden werden bevestigd, en stelden strenge voorwaarden voor de toediening van de sacramenten (Traité de la fréquente communion van Antoine Arnauld 1643).

Middelpunt van de beweging werd het vrouwenklooster Port-Royal des Champs in Frankrijk, waar Angelique Arnauld abdis was. De belangrijkste figuur ervan was Antoine Arnauld, naast wie Blaise Pascal en Pasquier Quesnel een grote rol speelden.

Het jansenisme werd in het begin van de 18e eeuw ook een politieke beweging in Frankrijk, die gesteund werd door het parlement tegen de autoriteit van koning Lodewijk XIV (1643 - 1715), vooral ten tijde van de Fronde (1648 - 1653). In die tijd was de beweging succesvol in het rekruteren onder advocaten en de magistratuur.

Het jansenisme werd door de jezuïeten, onder andere door pater Annat, bestreden en werd in verscheidene pauselijke bullen veroordeeld (Cum occasione (1653), Vineam Domini (1705)[1] en Unigenitus (1713)[2]). Het klooster van Port-Royal werd op bevel van Lodewijk XIV in 1709 opgeheven en in 1710 afgebroken. De voornaamste leiders weken uit naar Brussel, waarna de beweging in de Zuidelijke Nederlanden een sterke aanhang kreeg. In later jaren trad hier vooral de beroemde canonist Zeger Bernhard van Espen op als verdediger van het nu overwegend canonistisch geworden jansenisme. De aartsbisschoppen van Mechelen, met name Humbertus Guilielmus de Precipiano, voerden een aanhoudende strijd tegen het jansenisme onder de geestelijkheid. In de zeventiende en achttiende eeuw was de Universiteit van Leuven, met hoogleraren als Peter Stockmans en Espenius, het centrum van jansenisme in Europa.