19e eeuw Neo-renaissance


In Nederland kwam de stijl op omstreeks 1875, toen werd gezocht naar een nationale bouwstijl. Een eerste aanzet leverde Pierre Cuypers met zijn ontwerp voor het Rijksmuseum in Amsterdam. Dit ontwerp riep echter de kritiek op dat het te gotisch was, en daarmee te katholiek, terwijl de nationale bouwstijl volgens de critici juist geënt moest zijn op het maniërisme uit de Gouden Eeuw. De resulterende bouwstijl werd veel toegepast bij overheidsgebouwen en, als reactie op de katholieke neogotiek.


Na 1850 kreeg de bouwkunst een minder star karakter. Naast de klassieke vormentaal greep men terug op elementen uit eerdere stijlperioden. Het ging daarbij om de associatie, het ‘karakter', dat een gebouw moest oproepen. Al naar gelang het gebouwtype werd een stijl gekozen. Hiermee brak de tijd aan van de ‘neo-stijlen'. Eigentijdse constructieprincipes en materialen zoals machinaal vervaardigde bakstenen verraden vaak dat het niet gaat om de oorspronkelijke stijl. De Willem II- of 'stucadoorsgotiek' (ca 1830-1860) is een vroeg voorbeeld. Deze stijl wordt gekenmerkt door een romantische interpretatie van de gotiek in gips en pleisterwerk. De stijl werd weinig in de woningbouw toegepast.


Bij het eclecticisme (ca 1850-1880) werden historische stijlen gecombineerd tot een nieuw geheel. In de woningbouw en interieurkunst werd veel gebruik gemaakt van fabrieksmatig vervaardigde ornamenten. Het is de tijd van weelderig gedecoreerde huizen. Vooral de neo-Lodewijkstijlen waren favoriet. Keizergsracht 387 in Amsterdam heeft een prachtig neo-Rococo interieur uit het midden van de 19de eeuw.


Na 1860 kende ons land een economische opbloei waardoor er veel werd gebouwd, vooral in een mengvorm van neogotiek en neorenaissance. De neogotiek (ca 1860-1890) is sterk verbonden met de naam van Pierre Cuypers. Hij bouwde vele kerken en openbare gebouwen, waarbij gotische vormen in een rationeel bouwsysteem werden ingepast.


De neorenaissance (ca 1875-1915) moest associaties oproepen met de Gouden Eeuw. De stijl wordt gekenmerkt door bakstenen trapgevels, rijk versierd met natuurstenen speklagen, blokken en ornamenten. Bij deze architectuur hoorden interieurs in ‘oud Hollandse stijl'. Naast woonhuizen zijn er veel openbare gebouwen opgetrokken in neorenaissance-stijl. In de huizen en villabouw aan het eind van de eeuw was een schilderachtige combinatie van renaissance motieven en houten chaletkappen, pittoreske hoektorentjes, erkers en serres populair.


Standen en klassen in Nederland gedurende de negentiende eeuw