O.L. Vrouw van Amersfoort (of ter Eem)
Datum: Zaterdag, acht dagen voor Pinksteren
Periode: 1444 - 1720 / 1933 - heden
Locatie:
- Oud-katholieke kerk van St. Joris
- r.k. parochiekerk St. Franciscus Xaverius
- kapel van het St. Pietersgasthuis
Samenvatting (auteur: Ottie Thiers)
Na de vondst van een Mariabeeldje in 1444 groeide Amersfoort snel uit tot een van de meest populaire bedevaartoorden in de Noordelijke Nederlanden. Na de Opstand bleef de verering bestaan op beperkter schaal, tot 1720. De stadsoverheid greep toen in, hoogstwaarschijnlijk omdat de Vrouwevaart betrokken was geraakt in de katholieke kerkscheuring. Het beeldje en toebehoren bevinden zich sinds die tijd in de oud-katholieke kerk. In 1933 is door rooms-katholieken het O.L. Vrouwegilde opgericht, dat sindsdien weer een jaarlijkse ommegang organiseert.
Topografie
- De geschiedenis heeft de Vrouwevaart een ingewikkelde topografie bezorgd. Voor de duidelijkheid hebben de hier genoemde locaties een nummer.
- Het Mariabeeldje werd in 1444 gevonden in het water bij de niet meer bestaande Kamperbuitenpoort. Een gedenksteen in de oude stadsmuur (achter het Sint Annastraatje, buitenzijde muur aan de Beek) markeert deze plek, waar vroeger pelgrims baadden en water meenamen. Het beeldje werd kort daarop geplaatst in de Lievevrouwekapel, die vervolgens moest worden uitgebreid tot kerk. Het stond op een altaar in het midden van de kerk. In 1787 is de kerk, die in de 18e eeuw als munitieopslagplaats in gebruik was, geëxplodeerd. In de bestrating van het huidige Lievevrouwekerkhof zijn de contouren van de vroegere kerk zichtbaar gemaakt. De kerktoren, die in de tweede helft van de 15e eeuw is gebouwd, staat er nog, en is bekend onder de naam ‘Lievevrouwetoren’. Naast de spits bevindt zich een klein zijtorentje, zodat het geheel volgens de overlevering Maria met kind voorstelt. De namen van omliggende straten herinneren nog aan een druk bedevaartverleden. In de Krankeledenstraat zouden bijvoorbeeld de artsen praktijk gehouden hebben, in de Paternosterstraat werden vermoedelijk devotionalia verkocht. Enkele jaren na het ontstaan van de vrouwevaart werd het ‘wandelhuis’ opengesteld, een pelgrimslogement dat het gehele jaar door geopend was. Het bevond zich achter de H. Geestkerk, bij de Vismarkt.
- De Lievevrouwekerk werd met de Opstand aan de gereformeerden toegewezen; de verblijfplaats van het beeldje is vanaf dat moment lange tijd duister. In 1673, tijdens de Franse overheersing, kreeg het korte tijd een plaats in de - tijdelijk weer katholieke - St. Joriskerk. In 1693 verbouwde pastoor C. Steenoven, de latere oud-katholieke aartsbisschop van Utrecht, het oude weeshuis aan ‘t Zand tot schuilkerk, waarin het beeldje werd geplaatst.
Cultusobject
- In deze oude schuilkerk was de schrijn, die het beeldje huisvestte, opgehangen aan de muur bij de trap naar de orgelgalerij, achterin de kerk. Deze kerk is in 1928 vervangen door nieuwbouw: de huidige oud-katholieke kerk van de H. Georgius. De schrijn werd toen opgehangen in het halletje tussen de kerk en de gemeentezaal; men hechtte er weinig waarde aan. In 1952, ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan van het kerkgebouw, is de schrijn gerestaureerd. Men realiseerde zich dat ook de eigen historie wortelde in de middeleeuwen; de schrijn werd weer in de kerk gehangen, boven de deur naar de pastorie. In 1987 vond een tweede restauratie plaats; de schrijn kwam in de voormalige doopkapel te staan, die sindsdien gebruikt wordt als bidplaats. Men kan er een kaars opsteken.
- In 1933 werd door de r.k. parochie O.L. Vrouw ten Hemelopneming (de ‘Elleboogkerk’) de Vrouwevaart in ere hersteld. Van verregaande samenwerking met de oud-katholieken was in die tijd nog geen sprake, zodat de parochie naar een ander beeld moest uitzien. Ten behoeve van de Vrouwevaart kreeg men in 1938 een vervangend middeleeuws Mariabeeld in bruikleen, dat een plaats kreeg in het Mariakapelletje in de parochiekerk. In 1963 zijn de ‘Elleboog’- en de Franciscus-Xaveriusparochie samengegaan. Het beeldje verhuisde naar de Franciscus-Xaveriuskerk, waar het rechts achterin bij een pilaar staat. Van 1933 tot in de jaren zestig liep men de volledige historische route, die langs de zeven kloosters voerde en ongeveer anderhalf uur duurde. Men liep vanuit de kerk naar het startpunt: de Lievevrouwetoren. Vervolgens via de Krankeledenstraat, de Westsingel, ‘t Zand, de Weverssingel en de Kamp naar de Beek, waar de Kamperbuitenpoort gestaan heeft, dan terug via Achter de Kamp en de Jansstraat, door de Kamperbinnenpoort, de Langestraat en de Lievevrouwestraat naar de toren, rond het Lievevrouwekerkhof, weer via de Krankeledenstraat naar de Langestraat, deze in tegenovergestelde richting volgend naar de Kamperbinnenpoort. Langs de Zuidsingel, de Varkensmarkt en de Krankeledenstraat bereikte men voor de derde maal de toren. De route is op een gegeven moment (ruim voor 1963) verkort; heen en terug naar de toren door de Langestraat is eruit gelaten. Er is ook een klein stukje toegevoegd: Vanaf de Kamp loopt men een stukje linksaf langs de stadsmuur naar de gedenksteen bij de plek waar het beeldje ongeveer gevonden moet zijn.
- Van 1980 tot ongeveer 1990 organiseerde de restauratief-katholieke Gemeenschap van O.L. Vrouwe van Amersfoort vanuit de gasthuiskapel aan de Westsingel 47 een tweede Vrouwevaart, op zondag voor Pinksteren. Men liep dezelfde, verkorte route. Uit familiebezit werd een Mariabeeldje verkregen, dat vooraan in de kapel, links van het altaar in een nis werd geplaatst.
Cultusobject
- Het originele beeldje is volledig tot gruis vergaan. Het was ongeverfd, vervaardigd uit grijze pijpaarde en ‘niet groter dan een kindervoet’, kortom, een middeleeuws massaprodukt, vermoedelijk als pelgrimssouvenir uit een ander bedevaartoord meegebracht. De restanten bevinden zich in een zakje in een glazen pillenpotje met bakelieten deksel. Het heeft gezelschap van een onooglijk manteltje van goudgele zijde (waarop een paar enorme zwarte vlekken prijken), afgebiesd met reepjes rode stof met gouddraad. Het past over een mantelvormige, goedkoop metalen steun met gaatjes in de rand, zodat het manteltje erop vastgenaaid kan zijn geweest. Deze voorwerpen worden bewaard in een classicistische reliekhouder, vervaardigd uit dezelfde goedkope metaallegering. De reliekhouder heeft een deksel waaronder een kroontje bungelt van gouddraad en parels. Het kroontje moet vele maten te groot zijn geweest. In 1673 was het beeldje waarschijnlijk nog intact en bestond de kroon al. De reliekhouder en het manteltje zijn vermoedelijk niet lang daarna gemaakt.
Verering
later, tegen Kerstmis, kreeg de dienstmeid Griet Albert Gysen driemaal een visioen, waarin haar werd opgedragen naar de betreffende plek bij het water te gaan om een Mariabeeldje van onder het ijs te halen. Zij vond het beeldje, dat bewegingloos in het stromende water stond. Zij plaatste het thuis op het ‘tresoir’ en stak een kaars op, die driemaal langer brandde dan verwacht mocht worden. Vervolgens ontfermde haar biechtvader Jan van Schoonhoven, een carmeliet, zich over het beeldje, en bracht het naar de Lievevrouwekapel. Spoedig stroomden de pelgrims bij duizenden toe. In 1445 openbaarde O.L. Vrouw aan zuster Geertruyd Willems van het Agnietenconvent dat van de opbrengst van de pelgrimage een mooie toren gebouwd moest worden, hetgeen geschiedde.
- In 1446 werd bepaald dat voortaan de zondag voor Pinksteren Vrouwevaartsdag zou zijn. Er werd een grote processie gehouden. Ook was er een jaarmarkt met kermis, waarvoor een vrijgeleide werd afgekondigd dat veertien dagen van kracht was, tot Pinksteravond. De O.L. Vrouwebroederschap, die de organisatie van het bedevaart in handen had, kwam spoedig in conflict met de deken en het kapittel van de St. Joriskerk. De oudere sacramentsverering van deze kerk werd door de Vrouwevaart volledig overvleugeld ( Amersfoort, H. Sacrament). In 1459 werd men het eens over de verdeling van rechten, plichten en baten.
- Onmiddellijk na de vondst van het beeldje verspreidde de faam van O.L. Vrouw van Amersfoort zich over een gebied, groter dan onze huidige landsgrenzen. In korte tijd werd Amersfoort waarschijnlijk het belangrijkste bedevaartoord boven de rivieren. Prestige en inkomsten stegen aanmerkelijk. De bewoners voelden zich door hun O.L. Vrouw beschermd, zij werd hét symbool van de stad, waar de hele gemeenschap trots op was. Deze enorme populariteit blijkt o.a. uit het mirakelboek, waarvan twee 16e-eeuwse kopieën bewaard gebleven zijn. Er worden 542 wonderen gerapporteerd, ongelijkmatig verspreid over de periode 1446-1545. De pelgrims kwamen uit alle lagen van de bevolking, voornamelijk van boven de grote rivieren. Van de gebedsverhoringen vond 6,5% buiten de huidige landsgrenzen plaats. Velen kwamen als dank voor een redding of genezing, of in de hoop op genezing. Stedelijke gerechtshoven legden ook wel bedevaarten naar Amersfoort op aan delinquenten, zoals in 1495 en 1516 vanuit Kampen, maar vooral vanuit Holland stuurde men de veroordeelden vaak naar Amersfoort. Zeker tot 1500 was Amersfoort een zeer bloeiend pelgrimsoord.
- De reformatie in de 16e eeuw heeft voor de Vrouwevaart wellicht minder desastreuze gevolgen gehad dan voor bedevaarten elders. De feestelijkheden vonden trouw elk jaar plaats, en het was nog steeds druk. Het optekenen van wonderen stopte echter wel (tenzij de betreffende papieren verloren gegaan zijn), met uitzondering van de jaren 1544-1545, als reactie op de rampspoed die de stad getroffen had: verovering door de hertog van Gelre, gevolgd door ‘bevrijding’ en opheffing van privileges door Karel V. Vanaf 1566 voerde de stedelijke overheid een overtuigd contrareformatorische politiek, onder andere door grote inzet voor de Vrouwevaart. Het calvinisme telde nauwelijks aanhangers.
- In 1579 werd Amersfoort gedwongen zich bij de Opstand aan te sluiten; de Lievevrouwekerk kwam in protestantse handen. Het beeldje en het kerkarchief waren voordien in veiligheid gebracht; het archief is sindsdien spoorloos. Hoewel het houden van bedevaarten spoedig officieel verboden was, ging de Vrouwevaart, waarschijnlijk in versoberde vorm, gewoon door - op enigszins verhulde wijze gesteund door de stedelijke overheid. Dit laatste was mogelijk dankzij de afwijkende, rekkelijke koers van de provincie Utrecht. De staatsgreep van Maurits in 1618 maakte hieraan een eind; de opstelling van het stadsbestuur verschoof van verkapte steun naar neutraliteit. De Vrouwevaart was niet langer een samenbindend element voor de hele gemeenschap en het aantal pelgrims dat van ver kwam nam na 1630 snel af. In 1654 werd het ‘wandelhuis’ gesloten. Toch bleef men ommegangen houden.
- In 1673, tijdens de Franse overheersing, is het beeldje met toebehoren op gezag van de apostolisch vicaris in de St. Joriskerk geplaatst; het moet vóór die tijd in handen van particulieren zijn geweest, wellicht de nog steeds bestaande Lievevrouwebroederschap. Dat jaar is ook weer een luisterrijke processie gehouden. Het beeldje moet na het vertrek van de Fransen door pastoor Guisius meegenomen zijn. Het was vermoedelijk een concurrent voor de relieken van Ignatius en Franciscus Xaverius in de jezuïetenstatie even verderop. Guisius’ opvolger Steenoven bouwde een nieuwe kerk en bracht de statie tot bloei. Rond 1700 was er ook weer een flinke toeloop van buiten de stad naar de vrouwevaart.
- De toenemende spanning tussen regulieren en seculieren mondde uit in een kerkscheuring, die in de periode 1702-1723 tot stand kwam. Eén van de lokale geschilpunten was het bezit van het Mariabeeldje. In deze zelfde periode heeft het stadsbestuur voor het eerst, en met succes, gereageerd op klachten van de kerkeraad over de Vrouwevaart. Er werden hekken geplaatst tussen kerk en toren om de drievoudige ommegang onmogelijk te maken en de priesters werden verplicht om hun parochianen af te houden van deelname. De voornaamste reden voor dit ingrijpen was waarschijnlijk de ruzie binnen de katholieke gemeenschap. Na 1720 heeft de bedevaart geen sporen meer nagelaten. In 1737 besloot men de markt af te schaffen wegens gebrek aan belangstelling.
In de 19e en 20e eeuw
- In de 19e eeuw was de geschiedenis van O.L. Vrouw van Amersfoort een geliefd onderwerp in katholieke geschriften. Men zegt ook dat een aantal gelovigen de traditie in ere hield, maar in 1920 sprak Titus Brandsma van ‘verwaarlozing’ van de verering. Vanaf 1933 werd de Vrouwevaart weer op georganiseerde wijze gehouden. Kapelaan W. de Jong van de parochie O.L. Vrouw ten Hemelopneming was de oprichter en eerste deken van het O.L. Vrouwegilde. In 1938 verkreeg men een Mariabeeldje in bruikleen.
- De viering begon op Vrouwevaartsdag, acht dagen voor Pinksteren, in de nacht van zaterdag op zondag, om 0.30 uur met het koorgebed. Vanaf 1.30 uur liep men een stille ommegang (volgens de statuten beslist zonder vlaggen e.d.) langs de volledige historische route, die ± anderhalf uur duurde. Terug in de kerk werd het Marialof gezongen. Enige jaren later werd daar nog een mis aan toegevoegd. De jaarlijks terugkerende intentie was de ‘bekeering der dwalende broeders’. De stad gaf niet officieel toestemming (processieverbod), maar katholieke politieagenten deden vrijwillig dienst. De nachtelijke ommegang was uitsluitend voor mannen. Op zondagavond vierde men een plechtig lof voor ‘de hele stad’ en op dinsdagochtend om 6.00 uur liepen de vrouwen (huisvrouwen en zusters van O.L. Vrouw Ter Eem) de ommegang. Ook werd een tijdlang een kinderbedevaart gehouden om 7.00 uur. Voor de oorlog heeft het gilde het bisdom ooit om erkenning gevraagd als kerkelijke vereniging. Dit schijnt om onbekende redenen afgewezen te zijn.
- Voor de oorlog was de ommegang zeer populair. Er kwamen wel 600 deelnemers, uit de stad zelf en omgeving: Soest, Baarn, Eemnes, Hoogland, Nijkerk. Velen kwamen met de fiets, sommigen te voet of per koets. In de oorlog liep men ‘s ochtends vroeg, enkelen illegaal ‘s nachts. Ook na de oorlog was de belangstelling groot. In 1946 werd op het terrein van O.L. Vrouw ter Eem (klooster en meisjeslyceum) een grote processie gehouden en een voorstelling van Marieke van Nimwegen gegeven. In 1952 is de Vrouwevaart gecombineerd met een Pax-Christi-voettocht. De communistische dreiging vormde een extra stimulans voor de bedevaart. In november 1956, tijdens de opstand in Hongarije, liepen ± 1200 bedevaartgangers een extra ommegang.
- In deze naoorlogse periode nam ook bij de oud-katholieken de waardering voor O.L. Vrouw van Amersfoort toe, wat zich uitte in restauratie en verplaatsing van de schrijn. Ook de kleine reliekhouder werd opgeknapt. De waardering was meer historisch dan devotioneel van aard.
- Begin jaren zestig kwam voor de rooms-katholieken de ineenstorting. De belangstelling liep terug, de route werd verkort en in 1963 werd de Elleboogkerk opgeheven. In 1964 werd vanuit de Franciscus-Xaveriuskerk voorlopig de laatste georganiseerde Vrouwevaart gehouden, met missiebisschop Q. Pessers als voorganger. De nieuwe pastoor, G.C.M. van Leer, was geen voorstander van de Vrouwevaart; voortaan ging de kerk niet meer open voor de viering. Een twintigtal vasthoudenden vertrok toch jaarlijks vanaf de gesloten kerkdeur. Midden zeventiger jaren was hun aantal geslonken tot drie, midden jaren tachtig was het weer opgelopen tot een kleine tien. Iedereen was welkom, maar op verzoek van kerkelijke autoriteiten werd naar buiten toe geen bekendheid gegeven aan de Vrouwevaart.
- Ondertussen was in 1974 de Gemeenschap O.L. Vrouwe van Amersfoort opgericht, een restauratief-katholieke groepering rond pater Winand Kotte. Binnen deze gemeenschap bestond behoefte aan een herstel van de Vrouwevaart; eind jaren zeventig is men ermee begonnen. De Gemeenschap gaf er wel bekendheid aan, en van 1980 tot 1985 kwamen er jaarlijks circa 100 deelnemers, uit Amersfoort en de regio: Zeist, Utrecht, Amsterdam. De meesten waren op leeftijd. De vrouwevaart werd op zondagmiddag om 14.00 uur gehouden, met een lof, een mis en de verkorte route. In 1982 heeft de Gemeenschap een Mariabeeldje verkregen en laten wijden. Eind jaren tachtig is de Gemeenschap gestopt met de organisatie Vrouwevaart vanwege de sterk afgenomen belangstelling.
- Inmiddels hadden nieuwe medewerkers in de Franciscus-Xaveriuskerk andere opvattingen gebracht. Diaken Menko van Koningsveld en pastoor Hoorneman waren de Vrouwevaart gunstig gezind. Sindsdien mocht het gilde de ommegang weer vanuit de Franciscus-Xaveriuskerk houden, en werd tevoren bekendheid gegeven in de kerken en in de plaatselijke en regionale pers. Wie zijn naam en adres opgeeft bij het gilde krijgt elk jaar persoonlijk bericht. Vanwege het Jazzfestival heeft men het tijdstip verlegd naar de rustiger zaterdagochtend. De viering is versoberd tot gebeden en liederen, een overweging rond een Mariathema en vervolgens de tocht, waarna voorbeden en sluiting volgen. Een mis, een woord en communieviering, of een woord en gebedsdienst zijn mogelijk, afhankelijk van de beschikbare voorganger. Het aantal deelnemers bedraagt ongeveer 50. Soms wordt tevoren een algemene intentie gekozen, soms worden persoonlijke intenties voorgelezen die bij binnenkomst zijn opgeschreven. De gebeden zijn zeer oecumenisch van aard.
- In 1991 heeft de KRO-tv de Vrouwevaartviering uitgezonden, die deels in de oud-katholieke en deels in de r.k. kerk plaatsvond. De toenmalige pastoor Wietse van der Velde had een warme belangstelling voor de Vrouwevaart. Dit begin van oecumene heeft geen permanent karakter gekregen, maar er zijn contacten ontstaan en enkele oud-katholieken lopen de vrouwevaart mee, evenals enkele leden van de Gemeenschap O.L. Vrouwe van Amersfoort.
- 2011 werd een succesvolle tentoonstelling over de ‘Maria van Amersfoort’ in museum Flehite georganiseerd, in samenhang met een uitgebreide materiële cultuur.