Aangenomen wordt dat omstreeks 1380 het besluit genomen werd om de stad te vergroten. Het laatste stuk muur van deze uitleg is rond 1450 voltooid. In de jaren 1561 tot 1570 werd de stadsmuur aan de binnenzijde voorzien van een aarden wal. In 1633 ging men over tot het afbreken van de arkeltorentjes. Een arkeltorentje erkertorentje, ook wel spietoren, peperbus of sentinel is een rond, overhangend torentje dat van de 12e tot en met de 16e eeuw aan of op een muur of vestingwal van oude verdedigingswerken gebouwd werd. Een erkertoren kwam vaak op de hoek van twee gevels voor, maar kon ook in het midden van een gevel geplaatst zijn. De erkertoren was meestal van relatief klein formaat en diende ter bescherming van een schildwacht. Door het vrije zicht op de omgeving van het vestingwerk bood de erkertoren tevens een uitstekend observatiepunt voor wachters. Erkertorentjes werden vaak uitgerust met schietgaten en kantelen. Zelfs aan de oudste verdedigingswerken uit de Middeleeuwen zijn erkertorentjes gebouwd. Eugène Viollet-le-Duc neemt in zijn Dictionnaire raisonné de l’architecture française du XIe au XVe siècle aan dat deze eerste erkertorens van hout gemaakt waren, die slechts in tijden van oorlog aan de muren bevestigd werden.

Uit de tijd tussen 1450 en 1560 zijn geen afbeeldingen van de muur bekend en ook uit de tijd die daar meteen op volgde is het materiaal zeer schaars.