Achter het oude weeshuis

Het principe van weeshuizen bestaat al sinds de eerste eeuw. Toen bestonden er zogenaamde orphanotrophia als een van de methodes voor de zorg voor wezen. De Joodse Halacha stelde verplicht dat er gezorgd diende te worden voor weduwen en wezen, en in het oude Athene was eveneens wettelijk geregeld dat kinderen wier ouders waren gesneuveld door militaire dienst recht hadden op verzorging.  Plato pleitte al voor het feit dat wezen onder zorg van openbare verzorgers moesten worden geplaatst die voor hen zouden zorgen als ware het hun eigen kinderen.  In de middeleeuwen namen vaak kloosters de zorg van wezen op zich.

In een agrarische gemeenschap komen in principe geen weeshuizen voor omdat de wezen een wezenlijk onderdeel uitmaken van de gemeenschap. Ze worden vanzelfsprekend opgenomen. Tenslotte is het een welkome werkkracht. Heel anders ligt dat in een stad. Wezen en halfwezen staan onder aan de maatschappelijke ladder en zijn afhankelijk van aalmoezen en christelijke liefdadigheid. Dat verandert met de komst van de Moderne Devotie. Niet geestelijke vrome vrouwen wijden zich aan God en gaan zich belangeloos toeleggen op de verzorging van wezen, halfwezen en de allerarmsten.

Miskleun uit 1959