Renaissance


De renaissance (wedergeboorte) is een overgangstijd: de zich ontbindende traditie van de middeleeuwen valt samen met de beginnende ontwikkeling van de ‘moderne tijd’. Het is niet de tijd van de grote filosofische systemen, maar van het experiment, de exploitatie van nieuwe horizonten en de hang naar vernieuwing.

Deze filosofische herbezinning speelt zich af tegen de achtergrond van de cultuurhistorische omwentelingen, zodat de renaissance ook als tijdperk van uitvindingen en ontdekkingen wordt beschouwd.


Een van de belangrijkste resultaten van de vroeg moderne tijd is de ontwikkeling van een nieuw wetenschapsbegrip, dat steunt op een systematische en proefondervindelijke methode (alchemie). Rede en ervaring zijn de enige grondslagen van zekere kennis Het niet meer klakkeloos volgen van overgeleverde autoriteiten, met name de natuurfilosofie van Aristoteles en de ontwikkeling van een kwantitatieve methode veranderen het beeld van de kosmos en de natuur op beslissende wijze.


De aartsconservatieve kerk heeft zich verankerd in de oude filosofie en theologische beelden. Met hand en tand verzet de kerk zich tegen iedere vorm van vernieuwing door genadeloze vervolgingen door de inquisitie die daartoe in het leven is geroepen.


Om aan de inquisitie en het repressieve gezag van de kerk  te ontsnappen gaan veel kunstenaars, alchemisten en bouwmeesters over tot het gebruik van bepaalde vormen van geheimtaal, zoals beeldtaal, alchemistische symboliek en allusieve verhalen.


De naakte waarheid in de wereld niet te vinden is. De waarheid gaat gehuld in symbolen, tekens, beelden, formules en verhalen. Langs een andere weg kan men geen waarheid vinden.