Brugge en de Heilige Graal    07 april 2014 [412] Olivier Keun


Brugge is al eeuwenlang een stad van legendes en mysteries. Om sommige te ontrafelen wordt dan ook ijverig naar een gefundeerd bewijs van historische waarheid gezocht. Zo is er de zoektocht of de queeste naar de Heilige Graal, waar in Brugge door de aanwezigheid van het Heilig Bloed en het lange verblijf van de Tempeliers allerlei elementen voorhanden zijn om er bijzondere aandacht aan te wijden.


Toen Graaf Filips van de Elzas in 1182 de toenmalig bekendste schrijver, Chrétien de Troyes, in dienst nam om ‘Li conte del Graal’ in verzen te zetten zodat de troubadours over heel het westen de geschiedenis zouden kunnen vertellen aan de hoven die ze op hun tochten bezochten, gaf hij Chrétien de Troyes een boek, waarschijnlijk in het Latijn, ter vertaling en ter aanvulling met zijn eigen kennis. Allerlei vragen en gissingen omtrent dit geheimzinnige geschrift zijn ondertussen gerezen en geopperd geweest.


Onderdak in Gent

In hun Engels geïnspireerde ‘Arthur’-uitgave van 2003 brachten de Vlaamse auteur Hubert Lampo en zijn medesamensteller Pieter Paul Koster de gedachte naar voor dat het zou kunnen gaan om een erfenis van Dunstan, de abt van Glastonbury. Abt Dunstan moest in 956 Engeland ontvluchten na problemen met de Engelse koning. Hij kreeg door toedoen van de Graaf van Vlaanderen, Arnulf I, de zoon van Boudewijn II en de Engelse prinses Aelfryth (= Elfride) van Wessex, dochter van Alfred de Grote, onderdak in de Sint-Pietersabdij in Gent, waar ook al een eerste gravensteen was gebouwd. Bracht Abt Dunstan een waardevol bibliografisch manuscript in verband met koning Arthur mee naar Gent of schreef hij gedurende zijn verblijf zelf de hem bekende verhalen neer aangezien koning Arthur in Glastonbury zou begraven geweest zijn. Feit is dat er een lijvig geschrift achterbleef na zijn vertrek en het uiteindelijk bij de Graaf van Vlaanderen zou terecht gekomen zijn.


Tempeliers en Brugge

Het is dan ook best mogelijk dat dit het bijzonder boek was dat Chrétien de Troyes als werkbasis kreeg van Graaf Filips van de Elzas. Zijn ‘Verhaal van de Graal’ bleef echter onafgewerkt bij zijn dood vermoedelijk in 1190. Nog geen jaar later stierf ook de Graaf van Vlaanderen aan een epidemische ziekte tijdens het beleg van Akko in het Heilige Land. Toch bleef de zoektocht naar de Graal blijkbaar rondhangen in Brugge, temeer Gérard de Ridefort (Ruddervoorde nabij Brugge) Grootmeester van de Tempeliers, de bewakers van de Heilige Graal, geweest is en Tempeliers in de regio verbleven tot na de opheffing van de orde.

In 1978 publiceerde Paul de Saint-Hilaire (schrijversnaam van de esoterisch op mysteries gerichte historicus Paul Meurice) een rondleiding door de stad ‘Bruges, Cité du Graal’ genaamd. In 1993 verscheen een Nederlandstalige vertaling van de hand van Dirk van Babylon, uitgebreid en aangevuld met een Tempeliersgeografie van Brugge en omstreken. Aan de hand van de ontleding van beelden, schilderijen, gewaden in gebouwen en kerken staaft Paul de Saint-Hilaire zijn stelling dat Brugge, stad der Graal is. Hij begint bij de legende van de Zwaanridder om uit te monden bij Pieter Lanchals (= Lange Hals). Deze raadsman werd in 1488 onthoofd door de Bruggelingen die rebelleerden tegen Maximiliaan van Oostenrijk. Het blazoen van Pieter Lange Hals was een ‘witte zwaan, die op azuren golven zwemt, de hals doorsneden door de horizontale deling van het schild, terwijl de kop afsteekt tegen het bloedrode veld van keel’. Later komt de Lanchals kapel in de Onze Lieve Vrouwekerk aan beurt ter ondersteuning van de gedachtengang dat er een verband zou zijn.  Zijn terechtstelling is trouwens volgens de legende de reden waarom er nog steeds zwanen zwemmen op de Brugse reien. Maximiliaan strafte zijn opstandige onderdanen ondermeer door hen te verplichten ‘ten eeuwigen dage’ langhalzen te houden.


Het getal 7

Van de zwanenkolonie nabij het Begijnhof is het maar even stappen om er binnen te lopen. Hier wordt uitvoering naar de Roman van de Roos verwezen aan de hand van verschillende beelden en afbeeldingen van Elisabeth, van wie al een  symbolisch geladen beeld boven de ingang prijkt. Het schilderij ‘Zeven Wonderen van Brugge’ wordt eveneens aangehaald om legende en mysterie met de werkelijkheid te verweven. Het getal 7 is bovendien een constante door het betoog om aan te tonen dat Brugge de Stad der Graal is. Ook in de symboliek van de Orde van het Gulden Vlies in de Onze Lieve Vrouwekerk en in de Sint Salvators- kathedraal schuilen allerlei verwijzingen. Uiteraard mag de episode van de moord op Graaf Karel de Goede in 1127 niet ontbreken en de daaropvolgende zoektocht naar het goud van de Graaf. De verdwenen slottoren op de Burg, waar de moordenaars zich dagenlang verschansten, maar ook de vernielde Sint Donaas-kerk en uiteindelijk de Sint Basiliuskapel worden aan grondig onderzoek onderworpen. Het was in de pas afgewerkte Sint Basiliuskapel dat Graaf Diederik van de Elzas, vader van Filips, oorspronkelijk het Heilig Bloed liet onderbrengen na zijn terugkeer van de tweede kruistocht in 1149.


Kerk in privé-bezit

Van de Burg trekken we naar de Jeruzalemkerk, gebouwd door Pieter Adornes en nog steeds een kerk in privé-bezit. Heel de kerk, een kopie van die van het Heilig Graf in Jeruzalem, bulkt van cryptografische symbolen, vooral dank zij Anselmo Adornes, de zoon van Pieter, die tijdens een diplomatieke zending in Schotland vermoord werd in januari 1483. Hiermee zijn we opnieuw in het tijdperk van de Hertogen van Bourgondië en de Orde van het Gulden Vlies beland. Om zijn bewijsvoering af te ronden eindigt Paul de Saint-Hilaire bij de Ridders van het Genootschap van de Witte Beer, dat verwees naar de legende van Boudewijn I met de Ijzeren Arm en de Brugse Beer die hij bij zijn aankomst ontmoette en versloeg. Het Genootschap werd een selectieve steekspelvereniging en organiseerde ter gelegenheid van het huwelijk van Karel de Stoute met Margaretha van York de Wapenpas van de Gouden Boom, die eeuwen later omgevormd werd tot de nog steeds bekende Gouden Boomstoet. Van de Witte Beer naar het sterrebeeld van de Grote Beer is maar een kleine sprong, temeer dat de Grote Beer 7 sterren telt en hiermee zijn we weer bij het magisch getal 7 dat zo belangrijk is in de sagen en legenden over de Heilige Graal.


Na 700 jaar

Het is hoogst wonderbaarlijk dat er nog steeds zoveel aandacht en interesse is voor de Queeste naar de Heilige Graal. Wie had durven vermoeden dat de opdracht van de Graaf van Vlaanderen in 1182 bijna exact 700 jaar later nog eens een hoogtepunt zou bereiken bij de eerste uitvoering van de opera Parsifal van Richard Wagner in 1882 en dat bijna nog eens honderd jaar later de zoektocht aan de hand van een gestoffeerde rondleiding door legenden en tastbare symboliek terug zou keren naar Brugge waar het allemaal begon.

(Johny Recour)