Weg de wegen

Utrechtseweg

De geschiedenis van de Utrechtseweg gaat ver terug, tot 12e eeuw. De Utrechtseweg maakte reeds eeuwen geleden onderdeel uit van de handelsweg tussen Utrecht en Keulen. De weg is in 1139 aangelegd, en werd zo rond 1290 al bestraat. Reeds op 20 juni 1290 werd namelijk al melding gemaakt van tolheffing op de Utrechtseweg op een 'stenen straat' waarmee het de weg vooralsnog ook tot de oudste bestrate weg van Nederland maakt. Aangezien klinkers nog vrij ongebruikelijk waren in de 13e eeuw, zal de weg met keien bestraat zijn geweest. Vroeger liep de weg over de Dorpsstraat vanouds Steenstraat naar de Soestdijkseweg en verder over de Holle Bilt naar Zeist. Door de Franse overheersing onder Napoleon in de 19e eeuw werd de Utrechtseweg gezien als een weg van landsbelang, waardoor de weg met de vaststelling van het Rijkswegennet in 1816 in eigendom kwam bij het Rijk.

Pas in de 20e eeuw zou er weer iets wezenlijks veranderen aan de weg, wanneer even voor de Tweede Wereldoorlog een omlegging van de weg ten zuiden van De Bilt gereedkomt, zodat het verkeer niet meer over de smalle Dorpsstraat vanouds Steenstraat hoefde en de Holle Bilt vermeden kon worden. Deze omlegging dateert hoogstwaarschijnlijk van 1937. Het exacte moment van verbreding naar 2x2 rijstroken is niet meer te achterhalen. Het is goed mogelijk dat verbreding direct in 1937 heeft plaatsgevonden.

De Amersfoortseweg

De geschiedenis van de Amersfoortseweg gaat net zoals de Utrechtseweg ver terug, maar is iets jonger. De Amersfoortseweg stamt uit de 17e eeuw. Voor die tijd was er geen goede route tussen beide steden, en diende het sporadisch aanwezige verkeer zich een weg te banen door de karresporen over de heide en waren die 'wegen' grote delen van het jaar onbegaanbaar omdat het water in de zomer in de sporen bleef liggen en in de winter bevroor. De stad Amersfoort en de Staten van Utrecht waren initiatiefnemer van de weg. Zij wilden een kortere en goed berijdbare route tussen beide steden bewerkstelligen, maar bovenal zou het ook een mooie route moeten zijn. Reeds op 5 juli 1647 werd het eerste initiatief voor de weg ontplooid. Na diverse overleggen werd besloten niet meer dan een zandweg over de heide aan te leggen. Dit zou een rechte, mooie weg worden met boombeplanting. Enige tijd later werden de plannen gewijzigd. Om te besparen op de aanlegkosten werd het idee opgevat om de grond aan beide zijden van de weg als bouwgrond uit te geven. Elke eigenaar diende het aanliggende deel van de weg dan zelf aan te leggen, te beplanten en te onderhouden. De landinrichting en aanleg van de weg kan dan ook gezien worden als een PPS-project, een publiek-private samenwerking, wellicht een van de eerste ter wereld.

Het laatste ontwerp van de Amersfoortseweg, zoals dat door de PPS-constructie tot stand zou komen, was een ontwerp van de architect Jacob van Campen. Deze ontwierp ook het huidige Paleis op de Dam in Amsterdam en het Mauritshuis en Huygenhuis in Den Haag. Het ontwerp van de weg bestond nu uit een 60 meter brede zandweg, met aan weerszijden drie rijen laanbomen, waarbij op vaste afstand zijwegen voorkwamen zodat een rechthoekig verkavelingspatroon zou ontstaan binnen de Amersfoortseweg en de zijwegen, waarin de bouwgrond werd uitgegeven. De ontwerpen van de Zeestraat tussen Den Haag en Scheveningen (nu Scheveningseweg), Unter den Linden in Berlin (Berlijn) en de Champs-Elysées in Paris (Parijs) zijn allemaal afgeleid van het ontwerp van Jacob van Campen van de Amersfoortseweg. Op 31 december 1651 besloten de Staten van Utrecht goedkeuring te geven aan Gedeputeerde Staten voor de aanleg van de weg, waarna Gedeputeerde Staten op 12 augustus 1652 besloten tot de aanleg van de weg. Wanneer de weg voltooid werd is onbekend; Hij is wellicht nooit volledig gereedgekomen door het snelle verval dat optrad na de aanleg van diverse wegvakken.

Pas in de 19e eeuw werd de weg bestraat. Door de Franse overheersing onder Napoleon in de 19e eeuw werd de Amersfoortseweg gezien als een weg van landsbelang, waardoor de weg met de vaststelling van het Rijkswegennet in 1816 in eigendom kwam bij het Rijk. In 1808 kreeg de weg keibestrating waarna in 1824 de keien werden vervangen door klinkers.