De Babylonische ballingschap der pausen


De Babylonische ballingschap der pausen (ook wel Babylonische gevangenschap) was de periode van 1309 tot 1377 waarin de pausen niet in Rome zetelden. De aanleiding was de verkiezing van de Franse paus Clemens V (1305-1314). De Franse koning Filips IV wist de paus ervan te overtuigen dat het verstandig was in Avignon te gaan wonen, in verband met de verwarde toestand in Rome. Deze periode betekende een dieptepunt in het prestige van de pausen. Zij maakten zich geheel afhankelijk van de Franse koning.

Ook een belangrijk werk van Maarten Luther dat gaat over de bestrijding van de Roomse sacramenten draagt de naam Over de Babylonische gevangenschap der kerk (De captivitate Babylonica).



Deze 'papes d'Avignon' werden Babylonische gevangenen genoemd, dit naar analogie met de Babylonische Ballingschap (597 - 536 v.chr.), van het Joodse volk in Babylonië, na de verovering van Israël. De term ballingschap is enigszins misleidend, de pausen zaten niet gevangen in Avignon, maar verbleven er uit vrije wil.



Geschiedenis

Al tijdens de regeerperiode van paus Bonifatius VIII had de Franse koning Filips de Schone de wens om het pausschap naar zijn hand te zetten. Zo ondernam hij een poging om de paus gevangen te nemen te Anagni. De paus werd gevangengenomen, maar werd al snel weer vrijgelaten. Bonifatius stierf echter al na een maand na zijn vrijlating en werd opgevolgd door paus Benedictus XI. Na een pontificaat van amper een jaar overleed deze paus echter.

Het conclaaf van 1304-1305 nam zoveel tijd in beslag dat men besloot een kardinaal te zoeken buiten het College van Kardinalen. Men vond deze in de Franse bisschop Bertrand de Gouth, die de naam Clemens V aannam. Deze paus onderhield zowel goede betrekkingen met Filips IV als met enkele belangrijke Italiaanse kardinalen. In de eerste vier jaar van zijn pontificaat reisde hij voortdurend op en neer tussen Poitiers, Bordeaux en Lyon. Uiteindelijk koos Clemens V Avignon als zijn vaste verblijfplaats.

Onder paus Benedictus XII werd er in 1335 begonnen met de bouw van het Palais des Papes. De bouw hiervan werd voltooid door zijn opvolger Clemens VI. Tijdens zijn pontificaat zocht ook Johanna I van Napels haar toevlucht in Avignon. De paus was bereid haar te helpen voor haar terugkeer naar Napels. In ruil voor zijn hulp ontving de paus het bezit over de stad en de omgeving.


De terugkeer van paus Gregorius XI in Rome, Giorgio Vasari.

Paus Innocentius VI sprak de hoop uit om terug te keren naar Rome en gaf de kardinaal Gil Álvarez Carrillo de Albornoz de opdracht om de Pauselijke Staat te zuiveren van vijandigheden. In 1366 gaf paus Urbanus V de opdracht voor de terugkeer naar Rome. Uiteindelijk vertrok men een jaar later om na drie jaar alweer terug te keren naar Avignon. Ook de opvolger Gregorius XI had de wens om terug te keren naar Rome. Deze wens werd alleen maar versterkt door het aandringen van Catharina van Siena. Op 13 januari 1377 zette de paus voet aan wal in Rome.


De volgende pausen resideerden in het Pausenpaleis in Avignon: