De optische telegraaf in de tijd van Napoleon


De Fransman Claude Chappe ontwikkelde in 1791 de optische telegraaf. Het telegraafnetwerk bestond uit een keten van torens op een afstand van 5 tot 20 km van elkaar. Op elke toren waren een seinpaal en twee telescopen voorhanden. De seinpaal kon in 196 standen gepositioneerd worden en elke positie stond voor een woord, teken of deel van een zin. Op elke toren was een telegrafist die naar de toren in het netwerk voor hem keek door zijn telescoop. Hij kopiëerde deze positie van de seinpaal en gaf deze door aan de toren die na hem kwam. Hij was overigens niet op de hoogte van de inhoud van de boodschap. Ook keek hij weer of daar de boodschap in goede orde was ontvangen. Vergeleken met de koerier te paard was dit een enorme sprong voorwaarts. De eerste keten kwam vlak na de Franse revolutie tussen Parijs en Rijssel en was 230 km lang en telde 15 posten. Binnen een half uur was een bericht doorgegeven over de hele lengte. Een koerierdienst te paard zou hierover wel 20 uur doen. Als Napoleon aan de macht komt stimuleert hij de uitbreiding van de telegraaf. Hij ziet vooral het militaire belang in en al snel worden er in en buiten Frankrijk meerdere lijnen aangelegd. Nederland kende ten tijde van de Franse overheersing en de Bataafse republiek (1795-1806) een kustelegraaf die ertoe diende om de Engelsen in de gaten te houden. Tussen Texel en Vlissingen kwamen er 42 seinposten. In 1806 worden de Franse posten op de Nederlandse aangesloten en ontstaat er een keten tot aan Bayonne aan de Spaanse noordgrens. Als de Fransen in 1813 uit ons land verdwijnen is alles wat Frans is niet meer welkom. Ook de telegraaftoestellen moeten het ontgelden en in 1815 verwijdert de Nederlandse overheid de laatste toestellen. Het boek * Een tijding met de snelheid des bliksems* van Rob Korving en Bart van der Herten beschrijft de ontwikkeling van de optische telegraaf in Nederland tussen 1800 en 1850.


Het noordelijk netwerk