Opname in de orde van de tempeliers


De tempeliers hadden een reputatie opgebouwd als streng gedisciplineerde ridders, die voor niets of niemand uit de weg gingen. Het toetredingsritueel staat uitvoerig beschreven in het laatste deel van de tempelregel, die begint met de woorden ‘Dit is zoals men een broeder moet maken en ontvangen in de tempel’.

De kandidaat wordt aan het kapittel voorgesteld, waarop de commandeur de aanwezigen vraagt of iemand bezwaren heeft tegen de opname van de kandidaat.

Bij geen bezwaar gaan twee of drie ‘prud’hommes’, ervaren en wijze broeders naar de kandidaat en stellen hem de vraag: ‘Broeder vraagt ge het gezelschap van het huis?’.  Als hij positief antwoord leggen ze hem het harde leven uit van van de tempelorde.

Ze vragen hem of hij voor altijd slaaf wil zijn van de orde, of hij niet gehuwd is, of hij niet tot een andere orde behoort en of hij geen schulden heeft die hij niet kan betalen. Hij moet gezond zijn en geen verborgen ziekten hebben. De kandidaat moet bovendien een vrij man zijn.

Als de broeders op de vragen een bevredigend antwoord hebben, gaan ze terug naar het kapittel om aan de meester ogf de commandeur verslag uit te brengen.

De voorzitter van het kapittel vraagt de broeders dan nogmaals of iemand een reden weet waarom de ridder niet in de orde mag worden opgenomen.

Als de broeders zwijgen gaan de ‘prud’hommes’ terug naar de kandidaat en vragen hem nogmaals of hij van goede wil is. Daarna leggen ze hem uit hoe hij bij het kapittel zijn verzoek tot intrede moet doen.

De ridder wordt voor de verzamelde broeders gebracht. Hij knielt voor hen, kruist de handen en zegt: ‘Sire, ik ben voor God gekomen en voor u en voor de broeders en ik bid en ik vraag u bij God en bij Onze-Lieve-Vrouw, dat u me verwelkomt in uw gezelschap en in uw weldaden van uw huis, zoals hij die voor altijd slaaf wil zijn van dit huis’.

De voorzitter van het kapittel beantwoordt de vraag van de kandidaat met de woorden: ‘Waarde broeder, u vraagt een grote zaak, want van onze orde ziet u slechts de buitenste schors. Want de schors die u ziet, dat zijn de mooie paarden en de mooie uitrustingen en het goede eten en drinken en de mooie kleren. Dat lijkt u aangenaam. Maar u kent de harde bevelen niet die eronder zitten, want wij vragen dat u van uzelf de lijfeigene maakt van anderen. Want met veel moeite zult u nooit meer doen wat u wilt: want als u wilt verblijven aan de zijde van de zee, zullen wij u naar de andere zijde sturen; of als u in Akko wilt zijn, dan zullen wij u naar het land van Tripolie sturen, of van Antiochië of van Armenië; of we sturen u naar Pouille, Sicilië, of naar Lombardije, of naar Frankrijk of naar Bourgondië, of naar Engeland of naar vele andere landen waar we huizen en bezittingen hebben. En als u wilt slapen zullen wij u wakker maken; en als u soms wilt waken, dan zullen we u bevelen te gaan rusten in uw bed. Kijk waarde en zachte broeder, of u deze hardheden kunt verdragen?’.

Als de kandidaat positief antwoordt  wordt hij nogmaals gewezen op de hardheden van het bestaan als tempelridder, dat hij geen rijkdom zal verzamelen en geen glorie zal behalen. De kandidaat moet toetreden om drie redenen: om de zonden van de wereld achter zich te laten, om God te dienen en om in armoede boete te doen.

Daarop vraagt de commandeur hem of hij tot de orde wil toetreden. De kandidaat antwoordt: ‘Ja Sire, als God het behaagt’

De meester stuurt de kandidaat heen om te bidden en vraagt de broeders nogmaals of er bezwaren zijn tegen de toetreding van de kandidaat. Als de broeders zwijgen vraagt de meester of de commandeur: ‘Wilt u hem laten komen bij God’.

De broeders antwoorden: ‘Laat hem komen, bij God’. De kandidaat wordt opnieuw voor het kapittel geleid, knielt en kruist zijn handen en vraagt nogmaals om in de orde opgenomen te worden.

De voorzitter van het kapittel vraagt de broeders op te staan en samen te bidden tot God de Vader en de Heilige Maria. Daarna neemt de voorzitter het evangelie en geeft het aan de kandidaat, die nog steeds gekield voor de broeders zit. Hij vouwt de handen open, waarna de voorzitter van het kapittel er het evangelie oplegt.

De oudere broeders krijgen de kans om de kandidaat bijkomende vragen te stellen. Het verhoor van de kandidaat is dan afgelopen en hij is klaar om tempelridder te worden.

Nadat hij alle voorgeschreven beloftes heeft gedaan wordt de ridder opgenomen in de orde. De broeder die het kapittel voorzit neemt de tempeliersmantel en legt hem over de schouders van de nieuwe tempelridder en knoopt hem daarna dicht. Daarna leest de kapelaan de psalm Ecce quam bonum voor en bidt tot de Heilig Geest.

De voorzitter van het kapittel neemt de nieuwe tempelier bij de schouders, richt hem op en geeft hem een kus op de mond, gevolgd door de kapelaan. De voorzitter laat nu de nieuwe tempelridder voor hem zitten en zegt: ‘Waarde broeder, Onze Heer heeft u bij uw wens vervuld en hij heeft u in het mooie gezelschap gebracht dat de ridderschap van de tempel is. God behoedde u.


Bron: De tempeliers, Jan Hosten pg. 74-76