De Kosmos verbeeld door Jeroen Bosch (1450-
Hoewel de oude Grieken de aarde slechts beschouwden als een stip in het heelal, was het geocentrische heelal noodzakelijk relatief klein. Als bijvoorbeeld de aarde rond de zon zou draaien, zou de helderheid van de sterren moeten toe-
De moderne kosmologie begon met de inzichten van Copernicus, waarmee afscheid genomen werd van het oude van oorsprong Griekse geocentrische wereldbeeld. Toen de astronomie een empirische wetenschap werd, waarbij inzichten getoetst werden aan waarnemingen, namen de inzichten in de kosmos toe. Tycho Brahe deed aan het eind van de zestiende eeuw nauwkeurige observaties van de planeetbanen en op grond van die gegevens kon zijn assistent Johannes Kepler zijn beroemde wetten opstellen. Door gebruik te maken van de wiskunde als hulpwetenschap in de astronomie kon Kepler nauwkeurige berekeningen maken. De berekeningen zijn nog niet helemaal voluit.