De 5 punten van het Calvinisme

De Dordtse Leerregels zijn opgesteld op de Synode van Dordrecht, een landelijke vergadering van gereformeerde kerken in 1618 en 1619 in Dordrecht die ook bijgewoond werd door vertegenwoordigers van buitenlandse gereformeerde kerken. De Dordtse Leerregels zijn een weerlegging van de Vijf artikelen van de remonstranten, de Dordtse Leerregels worden daarom ook wel de Vijf artikelen tegen de remonstranten genoemd.

De Dordtse Synode was een landelijke synode die bijeengeroepen was door de Staten-Generaal van de Verenigde Nederlanden om uitspraak te doen over de opvattingen van de remonstranten. De remonstranten werden op de Synode van Dordrecht unaniem veroordeeld door de contraremonstranten. Hun leer was, volgens de overige deelnemers aan de Synode, niet in overeenstemming met de bijbel. In de leerregels is de veroordeling schriftelijk vastgelegd. De Dordtse Leerregels werden als één van de Drie Formulieren van Enigheid onderdeel van de belijdenis van de gereformeerde kerk in Nederland en daarmee ook van alle kerken die zich als voortzetting van deze kerk beschouwen.

De 5 punten van het calvinisme

  1. Totale verdorvenheid. De mens is in zijn natuurlijke, verdorven toestand niet in staat om zich tot God te wenden. Het is enkel door de goedheid en de wil van God dat de Heilige Geest het voor de mens mogelijk maakt herboren te worden door het Woord van God. Opgemerkt moet worden dat het woord totale in brede zin gezien moet worden. De mens is intens zondig, het is zelfs zo dat de zonde ieder deel van het menselijk wezen heeft bedorven.
  2. Onvoorwaardelijke verkiezing. Verkiezing betekent keuze. Gods keuze van wie Hij tot Hem laat komen is niet gebaseerd op de menselijke verdienste of geloof in de personen die Hij kiest. Zijn keuze is onvoorwaardelijk gebaseerd op Zijn [Gods] genade.
  3. Beperkte verzoening. De beperkte verzoening houdt in dat Christus' kruisdood de straf wegneemt van de zonden die begaan worden door diegenen die God uitverkoren heeft met zijn genade. (In tegenstelling tot de leer dat Christus' kruisdood de redding vanuit de mens mogelijk maakt.) De verzoening is dus beperkt tot het wegnemen van de zonden van de uitverkorenen.
  4. Onweerstaanbare genade. De genade van God is onweerstaanbaar in de zin dat de mens niet bij machte is de genade te ontlopen wanneer God besloten heeft hem/haar genade te tonen. Het is dus niet zo dat mensen de genade vinden doordat hun geweten gevoeliger is of omdat ze sterker zijn in het geloof dan anderen. Het is andersom: een gevoelig geweten en een sterk geloof zijn tekenen van Gods trouw.
  5. Volharding van de gelovigen. De wedergeboorte kan niet ongedaan worden gemaakt. Het door God geschonken geloof blijft in wezen levenslang aanwezig, hoewel de beoefening in kan zinken. Zij die van het geloof vallen zijn of nooit oprecht geweest in hun geloof of, indien ze tot de uitverkorenen behoren, zullen terugkeren naar het geloof.