Esoterische bewegingen begin 20e eeuw


Rond de eeuwwisseling tussen de 19e en 20e eeuw deed zich in West-Europa een opbloei voor van religieuze en cultuurkritische bewegingen, zoals spiritisme, theosofie, antroposofie, astrologie, natuurgeneeskunde, Rein Leven, antivivisectie en vegetarisme – een heterogeen geheel dat door de historicus Piet de Rooy is samengebracht onder de noemer ‘humanitaire beweging’.

De behoefte aan nieuwe manieren om het leven te begrijpen stimuleerde meer algemeen een belangstelling voor exotische filosofieën. Hoog gerespecteerd was de Bengaalse dichter-mysticus Tagore, die in zijn werk trachtte hindoeïsme en christendom, oftewel Oost en West, te verzoenen. Tagore was in 1913 de eerste niet-Europese winnaar van de Nobelprijs voor letterkunde.


Na de oorlog nam de westerse interesse in oosterse esoterie nog toe. Naast economische opbloei en de vitale vernieuwingsdrang in mode, beeldende kunst, literatuur en muziek die het einde van de oorlog vooral buiten Nederland teweeggebracht, heerste in de twintiger jaren dan ook wijd en zijd een drang naar geestelijke vernieuwing. De ascetische wijzen uit het oosten waren mede zo aantrekkelijk omdat de Europese beschaving teleurgesteld was in zichzelf. Ook de ‘Russische ziel’ en met name de ‘grillig-vitale, deemoedig christelijke’ schrijver F.M. Dostojevski oefenden een grote aantrekkingskracht uit.


De humanitaire beweging beleefde haar grote bloei tussen 1918 en 1930. Krishnamutri had succes met de ‘Sterkampen’ die hij tussen 1925 en 1929 organiseerde op het door P.D. baron van Pallandt aangeboden landgoed Eerde bij Ommen. Van Pallandt oprichter van de ‘Praktische Idealisten Associatie’, had op zijn terrein eerder padvinderskampen gehouden en hield zich verder bezig met reïncarnatie, vliegende schotels en het monster van Loch Ness. Op het toppunt van zijn roem telde Krishnamutri’s ‘Orde van de Ster’ internationaal zo’n 40.00 leden.


In een proefschrift over de brede humanitaire beweging in de jaren twintig onderscheidt Marjet Brolsma drie religieuze richtingen:


Anders dan in de christelijke kerken, waarin vrouwen nu eenmaal per definitie ondergeschikt zijn aan een mannelijke god en dito Stellvertreters, en bovendien worden gezien als bron van het kwaad, konden zij een rol van betekenis vervullen, als medium bijvoorbeeld bij spiritistische seances, en in de theosofie zelfs als leidster: Helena Blavatsky. Volgers zochten in het occultisme een directe verhouding tot het hogere. Mutatis mutandis gold dit voor de medische wetenschap, waartoe vrouwen als behandelaars lang geen toegang hadden en waarbinnen ze als patiënten werden behandeld vanuit een seksistisch denkkader. Als natuur- of gebedsgenezeres konden ze wel aan de slag.


Zeer tot de verbeelding sprak de roemruchte Annie Besant: begonnen als devoot christen, kwam ze, nadat haar man, een predikant, om een geloofsconflict had verlaten, achtereenvolgens terecht bij de atheïsten, de vrijdenkers, de malthusianen, de socialistische Fabian Society, de vakbond, de suffragisten, de theosofie, de kring rond de uit India afkomstige theosoof Krishnamutri en tenslotte bij Gandhi.


Het spiritisme werd behalve als persoonlijke heilsleer bovendien gezien als een manier om het publieke leven via noties van persoonlijke transformatie op een hoger plan te brengen. De theosofie (met kernbegrippen als reïncarnatie en karma) schreef vrouwen en de Oriënt de spirituele kracht toe om het armzalige Westen te impregneren met nieuwe geestkracht. Nogal wat vrouwen accepteerden de rol met genoegen. In 1925 vormden vrouwen maar liefst driekwart van de nieuwe aanmeldingen bij de Engelse Theosophical Society.


In 1921 werden op initiatief van de Haagse H.P. baron van Tuyll van Serooskerken in Nederland soefi-afdelingen opgezet. Van Tuyll werd de eerste Nederlandse sirdar en liet aan zijn Haagse villa een zaal bouwen waar in de jaren twintig erediensten werden gehouden. De kernboodschap van de soefileer is De Liefde, gesymboliseerd in een ‘universele eredienst’. Volgens de Soefi’s eren alle godsdiensten in essentie dezelfde god en vertegenwoordigen alle religies een deel van de waarheid. Wederzijds respect, het overbruggen van de kloof tussen Oost en West en een streven naar internationaal broeder- en zusterschap maken deel uit van dit gedachtegoed.


Bron: Vorstin in een mannenwereld pag.85-88, Jolande Withuis