Restauratie van de Koppelpoort in 1886 o.l.v. Pierre Cuypers

Aan het begin van de vijftiende eeuw was Amersfoort haar stadsmuur ontgroeid en was het tijd voor een tweede verdedigingsring rondom de stad. Een nieuwe poort over de rivier de Eem moest de toegang tot de stad beschermen.












De  waterpoort was via de stadsmuur verbonden met een naastgelegen landpoort. Een zware valdeur sloot de poort af en reguleerde bovendien de waterstand in de stadsgrachten. De valdeur werd bediend met een dubbele tredmolen, die overigens nog steeds aanwezig is. Opvallend element van de Koppelpoort zijn de uitkragende hoektorentjes ter flankering. Bovendien is de poort voorzien van een barbacane. (= Een verlengde poort met buiten- en binnenpoort)

De naam ‘koppelpoort’ is waarschijnlijk afgeleid van het Oost-middelnederlands woord coppel wat gemeenschappelijke weide betekent. Het gebied buiten de Koppelpoort was een gemeenschappelijk gebied. De naam duidt dus niet op het feit dat de poort twee functies heeft.

Tijdens een restauratie in 1885-1886 werd een verdieping tussen de beide poorten verwijderd en vervangen door kantelen. Bovendien werd een gereconstrueerde mezekouw aan het gebouw toegevoegd. Vanuit deze houten kast konden belegeraars van de stad worden overgoten met hete pek en kokende olie. In 1997 vond een laatste restauratieronde plaats. Alleen de hoogstnodige herstelwerkzaamheden werden hierbij uitgevoerd. Met ontvangst van de Europa Nostra Award kreeg de methode internationale erkenning.

Cuypers (1827-1921), beroemd geworden door zijn ontwerpen voor het Rijksmuseum en het Centraal Station in Amsterdam, maakte rond 1900 een tour door Amersfoort. Hij stelde vast dat veel monumentale gebouwen in een deplorabele staat verkeerden. Drie moesten er volgens Cuypers absoluut blijven staan: de Koppelpoort, de Mannenzaal én de Rochuskapel, te vinden op het terrein van hofje De Armen de Poth.


Restauratie en reconstructie Koppelpoort 1883

Afbeeldingen koppelpoort