De bezem


De bezem is een ding waaraan al vroeg toverkracht en symbolische betekenis werd gegeven.

Het sprookje van de tovenaarsleerling die een bezem in een waterdrager verandert, waarna zijn meester hem uit de penibele situatie moet redden gaat terug op Egyptische motieven. Pythagoras, die verbood over een bezem heen te stappen, volgde daarmee een oud volksgeloof. Tijdens het zielefeest, de Anthesteriën kwamen de schimmen van de gestorvenen bij de mensen op bezoek; ze kregen er te eten en te drinken, maar werden vervolgens met een bezem verjaagd.

Ook spelers waren bang voor bezems, daar deze het ‘geluk’, bij het spel konden wegvegen. De mooi-weer-godinnen daarentegen, vereerd in de tijd van het najaarsfeest, was geliefd omdat ze de regenwolken wegveegde.


In het Europese volksgeloof stond op de voorgrond kennelijk het idee van de kiemkracht die aan de twijgen van de bezem ontsrtroomde. Die takjes zouden onweer kunnen verjagen, daarom werden er ‘heksenbezems’ aan de nokbalk van huizen bevestigd. Anderzijds was de bezem een symbool en attribuut van de heksen zelf, die erop naar hun legendarische heksensabbatten vlogen nadat ze zich met  (vermoedelijk bewustzijn veranderende) heksenzalf  hadden ingesmeerd. De bezem tussen de benen van de naakte heksen wordt vaak als fallisch symbool opgevat.


In de christelijke beeldenwereld is de bezem het attribuut van de heilige Martha en Petronella, schutspatronessen van het huishoudelijk personeel.


Bron: Heksen