Kalkmortel


Kalkmortels zijn mortels die bestaan uit kalk (steenkalk of schelpkalk) en metselzand, dus zonder toevoegingen van bv. cement, voornamelijk toegepast als metselwerk en voegwerk. Kalkmortels zijn elastischer dan gewone mortels en gaan lang mee. Een indirect milieueffect is dat kalkmortels afbikbaar zijn zodat bakstenen na sloop opnieuw gebruikt kunnen worden. Voor duurzaam metsel- en voegwerk is het noodzakelijk een mortel te gebruiken die qua eigenschappen zo optimaal mogelijk aansluit bij de eigenschappen van de te verwerken steensoort en het toepassingsgebied. Een goede balans tussen elasticiteit, dichtheid, druksterkte, scheurherstellend en vochtregulerend vermogen en zuur/zout bestendigheid van de mortel is essentieel voor een lange levensduur van het totale metselwerk. Kalkmortels staan wat een groot aantal van die eigenschappen betreft weer in de aandacht en niet alleen bij restauraties. Gebruik van schelpkalk bij een met schelpkalkmortel gemetseld gebouw is zeer aan te bevelen omdat cementmortel harder en dampdichter is dan baksteen. Bij cementmortel is de kans groot dat de steen wordt aangetast of de cementvoeg 'eruit knapt'. Nadeel van een kalkmortel is dat deze wat langer moet drogen en (net als een cementmortel) regenvrij moet worden aangebracht.


Bron: Joost de Vree


De middeleeuwse bouwmeesters wisten bekwaam om te gaan met de door hun gebruikte mortels. Soms voegde ze andere materialen toe, zoals fijn zand, veldspaat, klei en soms zelfs leem. Omdat kalkmortel veel elastischer is dan cement en een veel langere uithardingstijd, afhankelijk van de toevoegingen, heeft kan een fundament en het gebouw daarop zich in de tijd goed zetten. Maar ook door de jaren heen kunnen spanningen in muren gemakkelijk worden opgevangen. Tongewelven, zoals onder de muurhuizen zijn daardoor bijzonder stabiel en bovendien goed bestand tegen optrekkend vocht, zodat de huizen daarboven goed droog konden blijven..