De tempeliersweg van Sticht naar Oversticht



De route rond 1200/1300 naar Zwolle

De weg verliet het door moerassen omgeven Utrecht over een oude oeverwal en zandtong richting De Bilt. Dit wegdeel - “De Steenweg” genaamd - werd reeds in de twaalfde eeuw bestraat.

Bij De Bilt splitste de weg zich. De naar het zuidoosten gerichte tak wordt al in de tiende eeuw vermeld als “Via Regia” of  “Koningsweg”. Deze volgde de zuidrand van de Utrechtse Heuvelrug. Ze was in de plaats gekomen van de Romeinse limesweg langs de zuidoever van de Rijn. Vanwege de lage ligging in waterrijke gebieden was de laatste moeilijk te onderhouden en daarom in onbruik geraakt. Zoals de limesweg voerde deze “Koningsweg” uiteindelijk naar Keulen. De Arnhemse Bovenweg is er nog een restant van. ( Gaasbeek, pg.40; Visscher, pg 39.)

De naar het noordoosten gerichte tak is de hier aan de orde zijnde weg naar Het Oversticht. Na De Bilt volgde een wat slingerende weg door een lager gelegen zandig gebied in de richting van het huidige Soesterberg. Dit weggedeelte werd in latere tijden verlegd en rechtgetrokken.( Visscher, pg.38/39; Blijdenstein, pg.23; Stadsblad.). Verderop, bij Soesterberg, werd een andere doorgaande weg gekruist. Het was de weg van Naarden naar de Arnhemse Bovenweg. Verder ging het door de bosrijke Utrechtse heuvels via het oude Leusden naar Amersfoort.

Daar stuitte de weg op het laaggelegen moerasgebied langs de Eem, een deel van de Gelderse vallei. Dit obstakel werd overwonnen via een voorde of enkele voorden op de plaats waar de stad Amersfoort ontstond. De stad ontleende er zijn naam aan. De Langstraat aldaar geeft nog steeds de oude route aan.

Oorspronkelijk ging de weg verder over enkele zandopduikingen met een bocht om het moeras ten noorden van Amersfoort heen over Hoevelaken naar Nijkerk. Rond 1170 sloegen stormvloeden een zandbank voor de Eemmond weg. Hierdoor daalde het waterpeil in het moeras.( Van den Heuvel, pg.18.) Dit werd meer begaanbaar. Daardoor kwam een kortere route via de Duisterweg en het gehucht Buurtsdijk ter beschikking.( Van den Heuvel, pg.8.) Dit traject bleef enkele eeuwen in trek, totdat eind veertiende eeuw door de aanleg van een dijk en een brug een weer kortere route via Ter Eem en Bunschoten ter beschikking kwam.( Dekker en Mijnssen-Dutilh, pg.93/94.)

Vanuit Nijkerk volgde de weg de grens tussen veen en zand langs de zuidoever van de latere Zuiderzee. De in opkomst zijnde stadjes Harderwijk en Elburg werden gepasseerd. Bij Harderwijk lag de aanzienlijke commanderij ’s Heerenloo van de Hospitaalridders. Deze bezaten ook huizen in Harderwijk zelf. Er wordt van bericht, dat de commandeur er iedere week drie mudden rogge uitdeelde in natura of als brood. ( Hoefer en Van Veen, pg 304.) Van Elburg is bekend, dat de aan de noordzijde van de stad gelegen Ellestraat deel van de route heeft uitgemaakt.

Uiteindelijk werd via een voorde of een veer bij Herxen de IJssel overgestoken, waarna de weg aansloot op de weg langs de rechter oever van deze rivier. Deze weg verbond de IJsselsteden onderling en voerde zuidwaarts via Doesburg en Emmerik uiteindelijk eveneens naar Keulen.