Skelet-legenden

Een daarvan is dat de skeletten toebehoren aan een Hessisch voerman en zijn hond. Toen de man de Kamperpoort binnenreed ontdekte hij dat zijn hond leed aan hondsdolheid. Uit angst dat hij door de hond gebeten zou worden wierp hij zich in het water van de gracht. Een poging van de hond om zijn baas te redden mislukte en beiden zijn jammerlijk verdronken.

Een andere legende schreef het skelet van de man toe aan de beruchte Franse misdadiger Cartouche (1693-1721) die leider van een bende was die Parijs en omgeving onveilig maakte. Dit kan echter onmogelijk het geval zijn geweest omdat Louis Dominique drie maanden , nadat hij zich in het openbaar had durven vertonen, werd aangehouden en geradbraakt, een straf waarmee het hele skelet gebroken werd.

Vroeger moet ook in deze ruimte nog een derde geraamte geweest zijn,  waarvoor een bescheiden spijker aan de muur voldoende was, namelijk het gebeente van een rat. Doch de rat is er niet meer. De man in de hoek was eens een marskramer of een edelman; daarover is men het niet eens. Maar in die dagen, toen Amersfoort nog maar een nietig stedeke was met wallen en poorten, gemoedelijke huiskens met uithangborden en mannen met schilderachtige kanten kragen - het moet lang voor die dagen geweest zijn, dat Van Oldenbarnevelt in de muurhuizen woonde - trof deze man onverwacht een groot ongeluk. Dit kwam in de gestalte van een hazewindhond, wiens gebeente thans fijne schaduwen teekent op den witte muur. In onze dagen zou het niet meer zoo verschrikkelijk zijn, gebeten te worden door een dollen hond, doch toen was het identiek met een doodvonnis. Duister bijgeloof, onbegrip en angst speelden toen ook hun eigen rol; met dacht aan een godsoordeel, een straf voor een onbekende zonde. Men greep den man en sloot hem samen met den hond op in een donker rommelkamertje van de Joriskerk, om het tweetal daar ellendig te laten verhongeren. Natuurlijk kwamen ze niet in het trotsche  en gevreesde vertrek, waar de chirurgijnmeesters hun messen hanteerden bij de thans nog daar staande, onder stof bedekte tafel.

Terwijl de gebetene en de hond worstelden met den dood, verscheen de onvolprezen rat op het appèl. Zij loerde met haar kleine zwarte kraaloogjes door een spleetje en werd beroerd door medelijden en ergernis. Heele dagen sleepte zij met stukjes brood  en graankorrels, maar de taak was te groot. Ten slotte stierf zij ook zelf den hongerdood en nam deze hele geschiedenis een tries einde.

Het nageslacht wenscht deze vreemde historie niet te vergeten en als drie curiosia verhuisden de skeletten naar de snijkamer.

Bron: Knipselarchief St. Joriskerk