7. De Kamperbinnenpoort en Langestraat


Kamperbinnenpoort. In de loop van de tijd kwamen er allerlei winkeltjes en nerinkjes zich nestelen in en nabij deze poort. De familie Schaap was goed vertegenwoordigd in de Langestraat. Om de vier zonen uiteen te houden kregen zij een bijnaam. Bovendien hadden drie van hen een dochter met de naam Dina. De ene Dina heette Dina van het lammetje, de tweede Dina van het trappetje en dan was er ook nog Dina van de herder.


Op 29 maart 1632 werd aan de Joden officieel alle "poortersneering" verboden. Zij konden niet in een gilde worden opgenomen of een vak uitoefenen dat onder een gilde stond. Aan deze bepaling werd streng de hand gehouden. Wel mochten Joden het beroep van bakker, matzesbakker, kippenslachter en poelier uitoefenen. Soms leek het erop dat er meer slagers/bakkers waren dan klanten. Er waren ook enkele Joodse doktoren, boekverkopers en makelaars. Ook mochten Joden apotheker worden, maar ze mochten geen medicijnen aan Christenen verkopen. In later tijden waren in de Langestraat veel joodse winkeliers gevestigd: handelaren in manufacturen paraplu's, schoenen, lampen, feestartikelen, een fotograaf en een verkoper van tweedehands spullen (de eerste ‘kringloopwinkel’) Ook waren er twee dames die met een weegschaal langs de deur gingen en die ‘De meisjes van stap op’ werden genoemd. Nathan Hilversum richtte de eerste stadsbusdienst op.

De bank van lening (de lommerd) was jarenlang een beroep voor Joden, ondermeer de familie

Gompertz was houder van deze bank. Het was geen gemakkelijk beroep. De kassier werd bedreigd en zijn vrouwen en kinderen werden vaak uitgescholden. Het gemeentebestuur trad hier streng tegen op, getuige een stadspublicatie van 15 december 1679 die luidt: Een ieder die de bankhouder in de bank of op straat lastig volt krijgt een boete van 25 gulden en wordt strafrechtelijk vervolgd.  Het was een duidelijk bewijs dat het stadsbestuur een goede verstandhouding met de Joden zeer belangrijk vond.


Het grote pand links op de hoek van Kamp en Weversingel de "Snuifmolen", is gebouwd door Jonas Cohen, de vijfde zoon van Ezechiël en Marritje Cohen. Hij is de vader van Benjamin. Later bouwt hij De Vinkenhoef, een landhuis bij de Lage Weg in Hoogland met veel tabaksland eromheen.