Antiroomse manifestaties


Hoewel de houding in de stad tegenover de katholieken over het algemeen tolerant was, is het in de jaren zevendig van de 19e eeuw enkele keren tot antipaapse manifestaties gekomen. De katholieken maakten toen ca. 43% uit van de stadsbevolking, de hervormden ca. 46%. In 1871 moest voor het hoofddistrict Amersfoort een nieuwe afgevaardigde voor de Tweede Kamer worden gekozen. Door toedoen van de katholieken, die aan de vooravond van de verkiezingen een eigen kandidaat hadden gesteld, haalde de zittende ‘neutrale’ volksvertegenwoordiger net niet genoeg stemmen om in de eerste ronde al te worden gekozen. De affaire was voor de ‘Amersfoortsche Courant’ aanleiding de katholieke kandidatuur te verguizen als een ‘duistere sluipmoordelijke’ actie van de ‘ultramontaanse samenzweerders’.


Dirk van der Eem


Gravure door Caspar Bouttats (1625-1695) en Nicolaas Stramot.



Een jaar later was opnieuw sprake van een uitbarsting van antiroomse gevoelens, die dit keer gepaard gingen met ongeregeldheden. Op 1 april 1872 zou in Amersfoort een historische optocht worden gehouden ter herdenking van de inname van Den Briel door de watergeuzen. Daarmee haalden ze zich de woede van de Amersfoortse katholieken op de hals. Voor hen waren de geuzen moordenaars, omdat ze op 9 juli 1572 onder leiding van Lumey negentien geestelijken, onder wie de in Amersfoort geboren Theodorus (Dirk) van der Eem, door ophanging om het leven hadden gebracht. In 1867 had ‘t Zand feestelijk de heiligverklaring van de ‘Martelaren van Gorkum’ gevierd, vooral van de heilige Dirk van der Eem. Tegen 1 april 1872 liepen de spanningen hoog op, toen bleek dat er plannen waren om in de stoet  de Martelaren van Gorkum door de Geuzen als geloofsverraders op een wagen geboeid te laten meevoeren. Pastoor Blom stak zijn ergernis over deze voorgenomen provocatieve actie niet onder stoelen of banken. Hij nam openlijk stelling tegen de bewuste plannen en wees het gemeentebestuur en de protestantse voorgangers op hun verantwoordelijkheid om incidenten te voorkomen.


In ‘herinneringen’ vertelt Roeland Kollewijn dat ‘de jongens van de H.B.S.’ De optocht hadden georganiseerd. “Wij stelden allemaal geuzenkapiteins voor. Tot onze verbazing vernamen wij dat de Roomsen, vooral die van Bloemendaal, aanstoot aan onze optocht namen …. Die geuzenaanvoerders, zo werd beweerd, zouden ze lelik afdrogen wanneer zij ze te pakken kregen! Maar de mannen uit de protestantse buurt Het Haagje, bekend als de Hagetieters, beloofden dat we vast op hun hulp konden reken”.


Zover is het niet gekomen. De protestantse leiders verklaarden dergelijke ‘festiviteiten’ scherp te veroordelen en het bewuste onderdeel werd uit de herdenking geschrapt. Desondanks deed tijdens de optocht een variant op het lied ‘De Zilvervloot’ de ronde, die de katholieken als een provocatie zagen vanwege de verheerlijking van Lumey en de watergeuzen. Het lied was gedrukt op de pers van de, zoals gezegd, antiroomse Amersfoortsche Courant en zou worden afgedrukt in de de krant van 5 april 1872


Heb je van de roemvolle strijd wel gehoord

Den strijd van de watergeuzen;

Zij vochten als leeuwen en hielen hun woord;

Het schenen zowaar wel reuzen.

Lumey! Limey!

Lumey! Een held was hij,

Zijn daden leven voort (bis)

Hij heeft toch ontsloten de Brielsche poort (bis)


‘s Avonds organiseerden militante feestgangers alsnog een informele optocht waarbij watergeuzen ten tonele werden gevoerd. Bij katholieken die weigerden te vlaggen moesten de ruiten het ontgelden. De burgemeester besloot een samenscholingsverbod uit te vaardigen en riep de hulp in van het garnizoen. Door de gebeurtenis waren de verhoudingen tussen de katholieken en protestanten een tijdlang flink verstoord.


In juni 1872 kwam het weer tot rellen en vaardigde het gemeentebestuur opnieuw een samenscholingsverbod uit om de animositeiten tussen Protestanten en R. Catholieken tot bedaren te brengen.


Uit: Sint Fransiscus Xaveriuskerk  Amersfoort blz. 32-33