De contrareformatie en de jezuïeten in Amersfoort

 

Vanaf 1579, het jaar waarin de stad gedwongen werd over te gaan naar de zijde van de Opstand en de hervorming in de magistraat spoedig een feit was geworden waren er al dan niet openlijk spanningen tussen katholieken en gereformeerden. De ‘Religions-vreede’, zoals in het artikel XIII van de Unie van Utrecht vastgelegd en aanvaard bij de overgang naar de stad, hield in dat iedere gelovige zijn godsdienst vrij maar wel in ‘t particulier mocht uitoefenen. Helaas voor de katholieke meerderheid kwam er weinig terecht van de ‘Relions-vreede’: reeds in 1580 werd hen als ‘overwonnen partij’ verboden hun godsdienst uit te oefenen.

De gereformeerden vormden vooralsnog een heel kleine groep die met steun van de overheid, de Staten van Utrecht en de stadsregering, het officieel voor het zeggen kreeg. De twee grote kerken, de Sint Joriskerk en de Onze-Lieve-Vrouwekapel werden hen toegewezen. Toch bleef de invloed van de katholiek gebleven meerderheid groot in de stadssamenleving mede omdat de strenge leer van de calvinisten voor veel mensen die de oude religie de rug wilde toekeren, niet echt aantrekkelijk was.


In 1580 de parochie- en kapittelkerk van Sint Joris definitief in hervormde handen over. Pastoor Willem Anthonissen dook onder in de Muurhuizen, schuilkerk (B) en vond daar een geschikte plaats om de heilige geheimen te vieren en de trouwgeblevenen te onderrichten. Zo is het parochieverband nooit geheel verbroken in Amersfoort. Pastoor Anthonissen, de laatste parochieherder van de Sint Joris is de stichter en eerste pastoor van de schuilkerk in de Muurhuizen, tussen de Langestraat en de Kerkstraat, toegewijd aan St. Willibrordus en St. Bonifacius.


In 1606 werd de statie in de Muurhuizen officieel als zodanig door Sasbout Vosmeer, de eerste Apostolisch Vicaris der Hollandse Zending, erkend. Willem Anthonissen leefde toen niet meer. Johan van Langeveld was hem opgevolgd en deze bleef in functie tot 1627, toen hij door ouderdom en ziekte gedwongen, ontslag nam en naar Sint Aagten ging.


Nu kwam er een jonge, energieke priester Mr. Willem Bloem, Amersfoorter van geboorte en licentiaat in de theologie, geheel gevormd in de geest van Trente. Zijn arbeid beloofde de rijkste vruchten, toen er plotseling een schaduw over hem viel. In 1629 werd Amersfoort door de troepen van Infante Isabella en de keizerlijken onder Montecuculi bezet; de katholieke godsdienst werd in ere hersteld en pastoor Bloem droeg de heilige mis op in de aloude Sint Joris.


De vreugde was van korte duur, slechts tien dagen na zijn triomfale intocht moest Montecuculi de stad ontruimen. Er werd toen gesproken over 'verraad', men had de vijand te gemakkelijk binnengelaten, verschillende magistraatpersonen werden op last der Staten gearresteerd.


Pastoor Bloem en zijn assistent Lambert Dirkson waanden zich allerminst veilig, ze zochten een schuilplaats muurhuizen (D) in Sint Aagten, waar ze 'elf weeken in stilligheyt bleeven'. Toen was de overheid tot de conclusie gekomen dat ze volkomen vrijuit gingen en zelfs de dank der stad verdienden, omdat ze een radicale plundering door de vijand hadden voorkomen.


In de dagen dat pastoor Bloem zich schuil hield, kwam de Amersfoortse jezuïet Jordanus van Wenckum naar zijn geboortestad om zijn zieke moeder te bezoeken. Hij nam tijdelijk de zielzorg waar en velen wensten dat hij zou blijven, maar pater Van Wenckum vreesde moeilijkheden met de Apostolisch Vicaris Philippus Rovenius, die geen Jezuietenvriend was. Daarom vertrok hij weer na de terugkeer van pastoor Bloem, maar beloofde verlof te zullen vragen om in Amersfoort te werken.


Bronnen: Flehite 2003 pg 130, De Jezuïeten (Jonathan Wright), Dagboek van Frans Zand