De Amsterdamse school van de jaren ‘20


De Amsterdamse School is een stijl in de bouwkunst, te plaatsen in de periode van de Moderne Bouwkunst, waartoe ook onder meer De Stijl, het Nieuwe Bouwen, de Chicago School en het expressionisme gerekend worden, die als reactie op de zogenaamde neostijlen te zien zijn.


De Amsterdamse School kenmerkt zich door gebruik van expressieve en fantastische vormen, verwant aan het expressionisme. Ze is in zekere zin ook een reactie op het rationele werk van H.P. Berlage en dan in het bijzonder op de Beurs van Berlage (1898-1903), die dus uitdrukkelijk niet tot de Amsterdamse School behoort maar gezien kan worden als het begin van het Nederlandse traditionalisme. Ook kan de ontwikkeling verklaard worden uit de overgang van Nieuwe Kunst en de buitenlandse varianten als jugendstil en art nouveau naar wat later – zeker wat betreft de decoratieve kunsten ook wel tot de art deco wordt gerekend. In 1916 bekritiseerde Michel de Klerk de werkmethodiek van Berlage en beschreef daarmee indirect op welke manier de nieuwe beweging zich hiervan distantieerde.


Kenmerkend voor de Amsterdamse School is het gebruik van veel baksteen en het toepassen van versieringen in de gevels, in baksteen of gebeeldhouwd natuursteen. De vaak plastische gevels zijn meestal gevuld met laddervensters en worden bekroond met steile daken en soms met torentjes versierd. Het plastische karakter en de soms zelfs symbolisch aangebrachte draagconstructie veroorzaakten soms problemen bij het aanbrengen van de werkelijke draagconstructie.