Financiën van Amersfoort in de 15e eeuw door Leen Alberts


De stad Amersfoort ontving in 1259 haar stadsrecht van de bisschop van Utrecht. Daarmee was ze echter geenszins los van haar landsheer gekomen. Weliswaar mocht de stad haar eigen weten uitvaardigen en rechtspraak uitoefenen, maar financieel bleef zij echter voor een belangrijk deel van de bisschop afhankelijk. Het recht om belasting te heffen van onderdanen lag namelijk in handen van de landsheer, die hiermee was beleend door de Duitse keizer. Zo had de bisschop van Utrecht bijvoorbeeld recht op de inkomsten uit de tollen en de verkoop van gruit te Amersfoort. Deze rechten waren met het stadsrecht niet aan de stad overgedragen.


1. Vaste inkomsten van het stadsbestuur

Accijnzen:


Retributies: betaling voor gebruikmaking van stedelijke goederen of diensten


Tol en weggeld:


Diversen:


2. De uitgaven van het stadsbestuur


Aan de financiële autonomie van Amersfoort kwam gedeeltelijk een einde nadat Keizer Karel V in 1528 de heerschappij over het Sticht van de Utrechtse bisschop had overgenomen. Zijn centralisatiepolitiek zorgde voor harmonisering van en een grotere directe bemoeienis met de stedelijke organisatie. Meer en meer zouden de landelijke belastingen ook drukken op het grondbezit binnen de stadsvrijheid. Voor de invoering van nieuwe accijnzen en de verkoop van renten was nu de toestemming van de vorst vereist. In 1544 werd ook het systeem van belasting aangepast aan wat in veel andere steden gangbaar was. Zo moest voortaan elke belasting door het stadsbestuur rechtstreeks worden verpacht zonder tussenkomst van accijnsmeesters. De opbrengsten van alle belastingen dienden aan de kameraar te worden afgedragen. De kameraar werd bovendien niet meer door het stadsbestuur, maar door de landsheer aangesteld. Hij alleen werd verantwoordelijk gesteld voor de betalingen die namens de stad moesten worden gedaan.

De jaarrekening moest in tweevoud worden opgemaakt, waarbij één exemplaar bestemd was voor een door de landsheer aangewezen commissaris. Deze zou jaarlijks bij de officiële afhoring van de rekening aanwezig zijn.


Uit: Flehite Historisch Jaarboek voor Amersfoort en Omstreken 2001 blz. 7-58