Financiën van Amersfoort in de 15e eeuw door Leen Alberts
De stad Amersfoort ontving in 1259 haar stadsrecht van de bisschop van Utrecht. Daarmee was ze echter geenszins los van haar landsheer gekomen. Weliswaar mocht de stad haar eigen weten uitvaardigen en rechtspraak uitoefenen, maar financieel bleef zij echter voor een belangrijk deel van de bisschop afhankelijk. Het recht om belasting te heffen van onderdanen lag namelijk in handen van de landsheer, die hiermee was beleend door de Duitse keizer. Zo had de bisschop van Utrecht bijvoorbeeld recht op de inkomsten uit de tollen en de verkoop van gruit te Amersfoort. Deze rechten waren met het stadsrecht niet aan de stad overgedragen.
1. Vaste inkomsten van het stadsbestuur
Accijnzen:
- Brouwaccijns: per brouwsel Amersfoorts bier
- Tapaccijns: per vat bier dat in Amersfoort werd getapt
- Wijnaccijns: per vat ingevoerde wijn
- Bakaccijns: op binnen de stad gebakken of ingevoerd brood
- Kramerijaccijns: op allerlei handelswaren, zoals specerijen, appels, honing, olie, vis, boter, zeep, vlas en gedroogde vruchten.
- Vleesaccijns: per stuk ingevoerd en geslacht vee of per ingevoerd vat
- Huidaccijns: per vel
Retributies: betaling voor gebruikmaking van stedelijke goederen of diensten
- Ellegeld: op ingevoerd laken, dat gemeten werd met de stedelijke maat. Men betaalde een heffing per el
- Waaggeld: op allerlei handelswaar voor het wegen bij de waag in het stadhuis en het gebruik van de stedelijke maten
- Visafslag: op zeevis. Men betaalde de afslager voor zijn diensten
- Molenwicht: per (halve) mud graan dat gemalen moest worden
- Hoppeschepel: per schepel hop die gemeten moest worden
- Vindambt: per stuk levend vee dat gekeurd moest worden door de ‘vinder’
- Steden: huur van een verkoopplaats in de stad
- Stadsweiden: pacht van een deel van een stadsweide
- Visserij: het recht om te vissen in de stadswateren
- Tijns: heffing per kavel grond binnen het stadsgebied.
Tol en weggeld:
- Markttol: geheven buiten de Rode toren (en Slijkpoort) op handelwaar die werd aan-, door-, of uitgevoerd op marktdagen
- Jaartol: geheven bij de Kamperpoort, Bloemendalse poort en de Rode toren (en Slijkpoort) op handelswaar die werd aan-, door- of uitgevoerd buiten de marktdagen
- Weggeld: geheven bij de Kamppoort, Bloemendalse poort en de Rode toren (en Slijkpoort) op wagens en karren
Diversen:
- Burgerschapgeld: heffing bij intreding tot de burgerij
- Burgergeld van buitenburgers: heffing aan burgers die buiten de stad woonden als afkoopsom voor waak- en graafdiensten
- Weduwenwacht
- Boeten: op overtredingen van voorschriften van het stadsbestuur
- Anders dan in andere steden was in Amersfoort de verkoop van lijf- en erfrenten van groot belang voor de stedelijke financiën
2. De uitgaven van het stadsbestuur
- Onderhoud van stedelijke bouwwerken: o.a. Stadsmuren, bruggen, poorten, het stadhuis, het vleeshuis
- Onderhoud van stedelijke goederen: o.a. Maten voor inhoud en gewicht, verkoopbanken, wapens en de stadskist
- Ontvangst van gasten van buiten: o.a. Onderkomen, vertering en verzorging van paarden
- Bezoldiging (in geld en in natura) van personen in dienst van de stad: o.a. Dienders, boden, wachters, de klerk en de trompetter
- Inhuren van particulieren voor stedelijke werkzaamheden: o.a. Werklieden, wagenlieden en huursoldaten
- Reiskostenvergoedingen aan bestuurders
- Faciliteren van bestuur: o.a. Turf voor verwarming stadhuis, vertering bij vergaderingen en schrijfwaren voor de boekhouding
- Faciliteren van culturele aangelegenheden: o.a. Bier bij het papegaaischieten van de schutterij, betaling passieprediker en muzikanten
- Verhoor van verdachten en terechtstelling van veroordeelden
- Levensonderhoud van (krijgs)gevangenen
- Verpachting van de stedelijke belastingen
- Uitkering van lijf- en erfrenten en aflossing van leningen. Een lijfrente was voor de koper een belegging met een hoog rendement. Omdat het indertijd als een koop werd beschouwd en niet als een lening, waren de kerkelijke beperkingen op intrest niet van toepassing. Na een aantal jaren had men de koopsom weer terugverdiend. De verdere rente-uitkeringen waren vervolgens winst. Kocht iemand bijvoorbeeld een lijfrente ‘de penning om 8’, dan hield dit in, dat de koopsom acht keer groter was dan de jaarlijkse rentebetalingen. Zo had men na acht jaar aan uitkeringen weer even veel ontvangen als de koop had gekost. Een rentevoet van de achtste penning betekende dus een rentepercentage van 12½%. De Amersfoortse renten werden in de 15e eeuw verkocht tegen een koers van van de penning 5½ tot de penning 13, oftewel tussen 7½% en 18%. Deze bandbreedte van de rentevoet is vergelijkbaar met die in Dordrecht, de enige stad waarvan de verkoop van rentebrieven grondig is bestudeerd.
Aan de financiële autonomie van Amersfoort kwam gedeeltelijk een einde nadat Keizer Karel V in 1528 de heerschappij over het Sticht van de Utrechtse bisschop had overgenomen. Zijn centralisatiepolitiek zorgde voor harmonisering van en een grotere directe bemoeienis met de stedelijke organisatie. Meer en meer zouden de landelijke belastingen ook drukken op het grondbezit binnen de stadsvrijheid. Voor de invoering van nieuwe accijnzen en de verkoop van renten was nu de toestemming van de vorst vereist. In 1544 werd ook het systeem van belasting aangepast aan wat in veel andere steden gangbaar was. Zo moest voortaan elke belasting door het stadsbestuur rechtstreeks worden verpacht zonder tussenkomst van accijnsmeesters. De opbrengsten van alle belastingen dienden aan de kameraar te worden afgedragen. De kameraar werd bovendien niet meer door het stadsbestuur, maar door de landsheer aangesteld. Hij alleen werd verantwoordelijk gesteld voor de betalingen die namens de stad moesten worden gedaan.
De jaarrekening moest in tweevoud worden opgemaakt, waarbij één exemplaar bestemd was voor een door de landsheer aangewezen commissaris. Deze zou jaarlijks bij de officiële afhoring van de rekening aanwezig zijn.
Uit: Flehite Historisch Jaarboek voor Amersfoort en Omstreken 2001 blz. 7-58