Mode in de middeleeuwen
In de Middeleeuwen kon je aan de kleren zien of iemand arm of rijk was. Boeren droegen eenvoudige kleren, maar rijke stadslui kleedden zich veel mooier. De kleren van edelen werden van de mooiste stoffen gemaakt en versierd met edelstenen.
Kleding van armen
De arme mensen sponnen en weefden hun kleren zelf. De mannen droegen een tuniek tot boven hun knie, met daaronder een middeleeuwse maillot of beenkappen. Over hun hoofd droegen zij een capuchon, die hun beschermde tegen wind en regen. Vrouwen droegen een lange jurk. De kinderen droegen dezelfde kleding als hun ouders.
Kleding van de rijken
De kleren van de arme mensen hadden niets met de mode te maken maar de kleren van de rijke mensen wel. Mode was in de Middeleeuwen voor de rijken heel belangrijk. De rijken kleedden zich modieus en duur om indruk op elkaar te maken. Als er bijvoorbeeld een feest was, versierden zij zich met juwelen, gouden kettingen en kleurige kleding. Vrouwen droegen sierlijke jurken en stopten hun haar weg onder hoofddeksels. Een van die hoofddeksels was de punthoed. Deze was wel eens meter lang. Aan de binnenkant zat een ijzeren kooi als steun. De schoenen die men toen droeg, als man, waren puntig en gemaakt van stof. Als het buiten nat en modderig was, bonden ze wel eens houten zolen onder hun schoenen. In die tijd waren er geen kleding winkels waar je kant en klare kleding kon kopen zoals wij dat nu hebben. Daarom moest je naar een kleermaker gaan. Je zocht eerst de stof uit die leuk vond en daarna werden je maten opgenomen. Nadat de kleermaker een patroon had ontworpen zette hij de stukken stof in elkaar.
Elke kleur had een andere betekenis:
Vrouwen droegen sierlijke jurken en stopten hun haar weg onder hoofddeksels
De vroege Middeleeuwen
In de vroege Middeleeuwen kleedden de rijken zich eenvoudig. Maar na 1100 begon de mode een steeds grotere rol te spelen. Hoeden, schoenen, kapsels, kleren en jassen speelden een grote rol in de mode. De kleren van de mensen in de Middeleeuwen zeiden niet alleen iets over hun macht. Het vertelde meestal ook iets over hun werk, een monnik droeg een habijt, waaraan je kon zien dat hij een monnik was en in het klooster woonde, een smid droeg een leren hemd waardoor er geen hete ijzerresten op zijn kleding konden springen, boeren droegen gewone, maar vrij handige landbouwkleding, dit werd niet snel vies en het scheurde ook niet snel.