Jacob van Campen Rozenkruiser?

De mogelijke connectie tussen Jacob van Campen, de zeventiende-eeuwse architect en kunstenaar, en het gedachtegoed van de Rozenkruisers is vaag en moeilijk te bewijzen. Er bestaan echter diverse speculaties over zijn betrokkenheid bij deze mystieke beweging. Dit wordt mede gevoed door de symboliek en filosofische elementen in zijn werk, zoals zichtbaar in de bouw van het Amsterdamse stadhuis (thans het Koninklijk Paleis).

Naast de vermeende Rozenkruiserssymboliek in het Amsterdamse stadhuis (1648-1665) en de Oranjezaal in Paleis Huis ten Bosch (1652), zijn er verschillende aanwijzingen die op een connectie zouden kunnen duiden. Zo had Van Campen contact met tijdgenoot en Rozenkruiser Johannes Torrentius, schilderde hij "Het Laatste Oordeel" en zijn er symbolische verwijzingen te vinden in de vanitasschilderijen van zijn leerling Matthias Withoos, die mogelijk zijn ideeën deelde. Ook de epitaaf bij Van Campens overlijden in de Sint-Joriskerk te Amersfoort kan worden beschouwd als een expliciete verwijzing.

Zijn eigen werk kan echter ook worden geïnterpreteerd als geïnspireerd door idealen als orde, harmonie en universele wijsheid, die eveneens centraal stonden in de filosofie van de Rozenkruisers.

In het gezaghebbende standaardwerk De Rozenkruisers in Nederland wordt opgemerkt:
"Het ís echter wel een feit dat Roemer Visscher personen van allerlei slag in zijn huis aan de Gelderse kade in Amsterdam ontving, van wie het niet uitgesloten is dat zij gezamenlijk de ideeën, neergelegd in de manifesten, bespraken. Onder hen bevonden zich W.J. Blaeu, M. le Blon, G.A. Bredero, J. van Campen, P.C. Hooft, H. Goltzius, J. Torrentius?, H.L. Spiegel, J. van den Vondel en vele anderen. Een aantal van hen wordt op de een of andere manier met de Rozenkruisers in verband gebracht." (p. 261)

Daarnaast wordt in hetzelfde werk vermeld:
"Rodenburgs toneelstukken stonden ook op het programma van de Brabantse kamer Het wit Lavendel. De romantische toneelstukken, naar Spaans en Italiaans model opgezet, trokken, ondanks de hevige kritiek van Samuel Coster en Bredero, gedurende een zekere periode veel publiek. Verdediging kwam uit de kring van Het wit Lavendel en van Eglantierleden als Le Blon, die goed met hem bevriend was, Vondel, Cornelis van Campen (de oom van Jacob van Campen) en anderen." (p. 264)