De Ebionieten

De Ebionieten waren joden die Jezus volgden. Geen messias-belijdende joden, dus geen joodse christenen zogezegd, maar joden zoals de discipelen en de eerste volgelingen van Jezus dat waren: besneden, zich houdend aan de spijswetten, de voorschriften van de Thora in ere houdend, enzovoort. Ze noemden zichzelf ‘de armen’ — ebjonim — naar de ‘armen van geest’, die volgens Jezus het koninkrijk zouden beërven. Zij waren volledig joods, beschouwden Jezus als hun leidsman, maar zagen hem ook gewoon als de biologische zoon van Maria en Jozef, Ze hadden mogelijk ook een eigen versie van het Evangelie Volgens Matteüs, een versie zonder het verhaal over de maagdelijke geboorte. Volgens hen was Jezus bij zijn doop door Johannes als het ware ‘uitgekozen’ Volgens hen aanbaden de leerlingen van Jezus hun leraar niet en zagen ze hem ook niet als hun redder. Na Jezus’ dood werd de beweging voortgezet door zijn broer Jakobus, maar in de ogen van de Ebionieten is die gekaapt door Paulus, de ‘jood’ die plots ‘christen’ werd. Zij noemen hem een valse leraar. In de Nederlandstalige versie van het Ebionitisch Manifest staat te lezen: Wij verklaren dat Paulus van Tarsus moet worden gezien als een valse leraar, die zich heeft gekeerd tegen de besnijdenis, als het merkteken van het verbond en tegen G'ds Thora, waarmee hij is afgeweken van de weg, die Yeshua, de gezalfde, de zoon van Miryam en Yosef, heeft onderwezen.


Ze schrijven:
Wij ontmaskeren uw apostel als vals, uw testament als vals; uw samenleving als vals; uw kerk, haar leiders, uw overheden als vals. Onze loyaliteit en hoop zijn uitsluitend gericht op de G'd van Israël.


De Ebionieten hadden een eigen evangelie, het Evangelie van de Ebionieten, dat grotendeels verloren ging. Dat er nog iets van bewaard bleef, kwam ironisch genoeg doordat hun tegenstanders, de kerkvaders, uitgebreid uit hun evangelie citeerden om de inhoud ervan te kunnen weerleggen. Daar was de informatie té vinden op basis waarvan de Ebionieten al bijna tweeduizend jaar beweerden dat Paulus een dwaalleraar was.

De kerkvader Epiphanius van Salamis onderscheidde in zijn werk Panarion, de ‘Medicijnkist’, beter bekend onder de naam Adversus Haereses, ‘tegen de ketters’, niet minder dan tachtig ketterse groepen. Het dertigste hoofdstuk hiervan was geheel gewijd aan de Ebonieten.