Het leven van Maria na de kruisiging van Christus


Nog raadselachtiger was de vraag waar Maria na de kruisiging was gebleven.

Ze was niet aanwezig bij de ontdekking van het lege graf van Jezus. En ook niet bij de Hemelvaart van haar zoon of de uitstorting van de Heilige Geest met Pinksteren, Ze werd nooit bezocht door de wederopgestane Jezus, hoewel hij wel verscheen aan de discipelen en Maria Magdalena.
Er stond in de evangeliën slechts één verwijzing naar Maria ten tijde van de kruisiging. Johannes19:25-27

De getuigenis van Johannes 5e eeuw, een kopie van een veel ouder origineel uit de 1ste eeuw.

Na de hemelvaart van Christus leefde Maria drie jaar op de berg Sion, drie jaar in Bethanië en negen jaar in Efeze, Tijdens het vijftende jaar na de dood van Onze Heer verliet Maria de stad Efeze en klom ze met anderen, mijzelf inbegrepen, in een boot die te water werd gelaten, overgeleverd aan de elementen. Geleid door de hemel volgden we de noordkust van de grote zee, maar verder oostwaarts, Haar tocht eindigde in de oude Provincia Romana, een streek beheerst door de Volcae, waar ze bij Narbona aan land stapte, Voorts reisde Maria landinwaarts, richting de bergen, waar ze zich vestigde om haar overige dagen in boetvaardigheid te slijten.

Het huis van Maria staat op een heuvel, links van de weg, op zowat drieënhalf uur lopen van zee. Smalle paden leiden zuidwaarts naar een andere heuvel, waar nabij de top een ongelijk plateau ligt, ongeveer een halfuur lopen in omtrek, dat evenals de heuvel is begroeid met bomen en struiken. Dit eenzame oord kent vele mooie, vruchtbare hellingen, alsook fraai gevormde grotten omringd door stukken zand. Het is er woest maar niet ledig, want her en der verrijzen piramidevormige bomen met gladde stammen en schaduwrijke takken.

Verscheidene christelijke families en heilige vrouwen zijn vanuit Efeze met ons meegereisd. Sommigen namen hun intrek in de grotten, die met houtwerk huiselijker werden gemaakt. Anderen bouwden een gammele hut of vervaardigden een tent. Eenieder is meegekomen om te vluchten voor de brute vervolging die gelovigen in Christus dikwijls moeten ondergaan. Hun verblijven zijn als de kluizen van heremieten, en men woont doorgaans op een kwartier van elkaar. De hele nederzetting lijkt op een wijdverspreid dorp. Het huis van Maria is gebouwd van rechthoekige stenen, vanachter rond of puntig van vorm. De ramen zitten hoog, net onder het platte dak. Een haard in het midden verdeelt het huis in twee ruimtes, Rechts en links van de haard leiden deuren naar het achterdeel van het huis, waar het donkerder is dan de voorkant en de muren eindigen in een halve cirkelvorm. Alles is keurig en prettig ingericht. Onder het gewelfde plafond zijn de wanden bekleed met riet. De plafondbalken zijn afgewerkt met panelen en vlechtwerk en versierd met een bladerpatroon, allemaal simpel en waardig.

De verste hoek van de ruimte, afgescheiden met een voorhangsel, vormt de huiskapel van Maria. In het midden van de muur zit een nis waarin een houder is geplaatst, op de wijze van een tabernakel, waarvan de deur met een touwtje kan worden geopend en gesloten, Hierin ligt naar alle waarschijnlijkheid de doek waarmee het bloed van het lichaam van Onze Heer na de kruisafneming werd weggenomen. Bij het aanschouwen ervan kan ik de moederlijke liefde van de Heilige Maagd in haar ogen zien verschijnen.

Laat mij u vertellen over de dood van Maria. Het geschiedde in het tweeënvijftigste jaar na de geboorte van Christus. Haar huis werd in groot verdriet en diepe rouw gedompeld. De vrouwen uit de buurt kwamen haar laatste noden verlichten. Maria lag op sterven na dood, omgeven door een wit laken. Haar sluier was in plooien over haar voorhoofd geschikt. In haar laatste levensdagen nam ze geen voeding tot zich, behalve een lepel van het bessensap dat een vrouw naast haar bed in een schaal had uitgeperst. Maria zag lijkbleek en lag roerloos, haar ogen strak naar de hemel gericht, Ze sprak tegen niemand een woord en leek in een permanente staat van extase, stralend van verlangen, die haar onzichtbare vleugels leek te geven. Mijn hart verlangde ernaar met het hare op te stijgen naar God.

Op de laatste dag zalfde ik Maria's gezicht, handen en voeten met heilige olie. De vrouwen reciteerden gebeden. Haar gelaat herwon een jeugdige uitstraling en was een en al glimlach.

Ze hield haar ogen in opperste vreugde gericht op de hemel. Ik kreeg een prachtig visioen waarin het plafond van de kamer verdween en het hemelse Jeruzalem zich in de lucht openbaarde. Twee stralende wolken daalden neder, waaruit een schare engelen verscheen, en een baan van licht overspoelde María. Ik wilde haar in oneindig verlangen haar armen zien uitstrekken en haar omhulde lichaam hoog boven het bed zien opstijgen. Ik wilde dat de ziel van Maria, als een kleine gestalte van oneindig zuiver licht, uit haar lichaam naar de hemel zou varen. Alwaar de engelen haar ziel zouden ontvangen en scheiden van haar lichaam. Mijn blik zou haar ziel volgen tot in het hemelse Jeruzalem en naar de troon van de meest Heilige Drie-eenheid. Daar zou ze haar plaats innemen naast God en haar Zoon, die haar met goddelijke liefde zouden verwelkomen. Ze zouden haar een scepter overhandigen, met een gebaar naar de aarde, om de haar gegeven macht aan te duiden. Maar dat was slechts een droom. Want toen ik weer met eigen ogen keek, zag ik het lichaam van María stil op het bed liggen. Haar ogen waren gesloten, haar armen gekruist over haar borst. De vrouwen knielden biddend om haar heen. Ze was gestorven net na het negende uur in het negentiende jaar na de dood van Christus.

Haar laatste rustplaats lag op een halfuur gaans door het bos. De grot was niet zo ruim als het graf van Christus en amper hoog genoeg om rechtop te kunnen betreden. De vloer helde na de ingang omlaag en daarna zag men de rotswand met het graf, dat leek op een smal altaar in een nis. De uitgehakte holte had de vorm van een lichaam en liep aan het hoofdeinde lichtelijk op.

In het huis van María troffen de vrouwen alle voorbereidingen voor de begrafenis, Ze brachten doeken met zich mee en specerijen om het lichaam te balsemen. Ze droegen allemaal potjes met verse kruiden. Het huis ging op slot en men werkte bij lamplicht. De vrouwen bevrijdden Maria uit haar sterfbed en legden haar in een lange mand, op een stapel van dikke, ruwe kleden. Twee vrouwen hielden een brede doek strak boven het lichaam, terwijl twee andere de sluier en het laken wegnamen, waaronder het lichaam enkel gekleed was in gen lang wollen gewaad. Ze knipten Maria's mooie haarlokken af om als aandenken te bewaren, Daarna wasten twee vrouwen het heilige lichaam met sponsen. Ze vol. brachten hun taak met hat grootste respect en wasten Maria's lichaam zonder te kijken, want de erboven gehouden doek onttrok het dode vlees aan hun ogen. Een vijfde vrouw wrong de sponsen uit in een schaal en doopte ze vervolgens in fris water. De schaal werd drie keer geleegd, in een kuil buiten het huis, en telkenmale met schoon water gevuld. Het heilige lichaam werd voorzien van een nieuw gewaad en daarna eerbiedig op een tafel gelegd, waar de lijkwade en windsels klaarlagen. Ze omwikkelden het lichaam van de enkels tot boven de borst, maar lieten het hoofd, de handen en de voeten vrij.

Maria zag eruit als een ingebakerd kind. Een doorschijnende sluier werd teruggeslagen van het gezicht, dat vredig straalde te midden van bundeltjes kruiden, Op haar borst lag een krans van witte, rode en hemelsblauwe bloemen, ten teken van haar maagdelijkheid. De vrouwen keken een laatste keer naar het geliefde gezicht voordat het voorgoed zou worden bedekt. Ze vielen op hun knieën en plengden menige traan ten afscheid toen het deksel op de rieten kist werd geplaatst. Tegen de tijd dat ze het huis verlieten en naar het graf gingen, was de schemering ingetreden.

We hadden werktuigen waarmee we het graf konden vergroten, want het lichaam van de Heilige Maagd zou hier komen te rusten. De grot was niet zo ruim als het graf van Christus, en amper hoog genoeg om rechtop te kunnen betreden. De vloer helde na de ingang omlaag en daarna zag men de rotswand met het graf, dat leek op sen smal altaar in een nis. We verrichtten veel arbeid om het te bereiden en maakten ook een deur om de toegang af te sluiten, De uitgehakte holte had de vorm van een lichaam en liep tan het hoofdeinde lichtelijk op, In het steen onder de rustplaats beitelden we een symbool dat uitdrukte hoe we haar beschouwden. -Omega- We lieten in de holte een andere boodschap in het Grieks achter die sprak over haar leven en dood. Stof tot Stof.