Oriëntalisme
Het Oriëntalisme is op de kaart gezet door de Leidenaar Jacob Golius (1596-
Jacob Golius studeerde aan de universiteit van Leiden, in Arabisch en andere oosterse talen. In 1622 ging hij naar de Nederlandse ambassade in Marokko. In 1623 reisde hij door Syrië en de Arabische wereld tot 1629.
De rest van zijn leven verbleef hij in Leiden waar hij zowel de leerstoel wiskunde als Arabisch bekleedde.
Het Oriëntalisme is het herontdekken van oude waarden uit het verleden, zoals de Egyptische symboliek, zoals het oog van Horus en de pijnappelklier in de vorm van een spar-
Kennis van Mesopotamië en de Hebreeuwse mystiek, zoals de kennis van Litith en de zuilen Boaz en Jachin van Salomo's tempel. Het gedachtegoed van de oude tempelieren, hun patroonheiligen Johannes de Doper en de Evangelist, waarmee ze de tijd omspannen en het horizontale en vertikale aspect van hun tempelierskruis, niet toevallig het zelfde kruis als het stadswapen van Amersfoort.
Oriëntalisme is het herontdekken van de esoterie, de geheime genootschappen, zoals Het Huis der Liefde en de broederschap van de roos van Christian Rosenkreuz, de legendarische, wellicht allegorische, oprichter van de Rozenkruisers in de 16e eeuw en natuurlijk ook de barokke, blote cherubijntjes, met vleugeltjes en puti, zonder vleugeltjes, als rooms katholiek antwoord op de beeldarmoede van het oprukkende calvinisme in Europa.