Eten in de middeleeuwen


In de Middeleeuwen werden veel speciale kruiden gebruikt in de keuken zoals saffraan, kaneel en komijn. De meeste kruiden waren er om de smaak van het (meestal bedorven) voedsel te doen verzachten. Alle specerijen werden door kooplui uit het Oosten naar Europa gehaald, de meeste kruiden waren erg pittig geprijsd. In de Middeleeuwen waren er maar weinig manieren om voedsel goed te houden, veel producten waren dus al snel bedorven. De jacht bracht allerlei dieren op tafel. Voor een duur etentje konden dieren zoals zwaan, walvis, bruinvis en reiger op tafel komen. Dit was meestal alleen voor de welgestelden (rijken) weggelegd. Horigen (boeren) hadden meestal een wat eenvoudiger menu bestaande uit bijvoorbeeld prei, kool, ui of andere groenten, meestal met wat havermoutpap en wat hompen brood.

Ook werden er in de middeleeuwen enorme hoeveelheden eieren gegeten, vermoedelijk meer als tegenwoordig. Het ei was een normaal betalingsmiddel, zeker bij kleine transacties, en ook pacht en rente kon men vaak met eieren voldoen. maar ook het vlees van de kip evenals dat van eenden en ganzen werd met smaak opgegeten. Konijnen hebben geen rol gespeeld in de voedselketen, omdat dat dier pas in de 12e vermoedelijk vanaf de Balearen via Italië en Frankrijk naar onze contreien werd geïmporteerd, en gold heel lang als luxe.

Begin 1300 was een konijn evenveel waard als een varken, en de graven van Holland en Gelre fokten ze, terwijl in Holland het vangen van een konijn in het wild gestraft werd met het uitsteken van een oog, de eerste klachten over de vraatzucht van konijnen dateren pas van rond 1600.

Naast vlees en vis, waren brood en bier in de middeleeuwen het voornaamste eten. Men kende erwten, bonen, wortelen en knollen, maar berichten daarover zijn schaars. Gezonde mensen aten grote hoeveelheden roggebrood en vlees, die met grote hoeveelheden bier naar binnen werden gespoeld, in de middeleeuwen at men om te drinken, en dronk men om te eten. Het bier was voor de bevolking volksdrank bij uitstek, en het toezicht op de brouwerijen was een van de dagelijkse zorgen van het middeleeuws stadsbestuur. Varkens kuierden vroeger in de middeleeuwen vrij in de steden rond, behalve op het kerkhof, daar mochten zij niet wroeten, daarvoor werd een rooster gelegd waar zij niet overheen konden, terwijl ook de duivel in de gedaante van een bok daar ook niet komen kon.

In de middeleeuwen at de burgerman slechts tweemaal per dag, de eerste maal tussen elf en twaalf uur, en de tweede maal meestal rond zeven uur s’ avonds de hoofdmaaltijd, welke in rust gegeten diende te worden, in Arnhem deed men daarvoor omstreeks 1493 zelfs de stadspoort dicht.

Ook de spreeuwen werden veel gegeten, deze “jonge dodden” golden in de vorige eeuw als lekker en voedzaam, en aan de eieren werden geneeskundige krachten toegekend.

Maar groente bleef een schaars artikel tot het midden van de 17e eeuw. Vanaf die tijd kwam vanuit Amsterdam aanvoer van zuidvruchten, zoals sinaasappelen, citroenen, krenten en rozijnen, en ontstond er een levendige ruilhandel tussen Amsterdam en Salland waar vele warmoezeniers groenten kweekten.


Geschiedenis van het voedsel