Mottetoren -kasteel uit de middeleeuwen


Een mottetoren is een specifiek kasteeltype uit de tijd van de middeleeuwen. Mottetorens kwamen in heel Europa voor, van Denemarken, via het Heilige Roomse Rijk tot de Atlantische kust. Ook in het tegenwoordige Nederland stonden vanaf de elfde eeuw mottekastelen. Wat waren dit voor soort torens?


Mottekasteel: definitie, betekenis en functies

Typerend voor een mottetoren was in de eerste plaats dat deze toren gebouwd was op een vrij kleine, kunstmatig opgehoogde heuvel. Ten tweede waren mottetorens, die vanaf de tiende eeuw in Europa opkwamen, vaak gemaakt van hout. En ten derde lag er vaak een gracht om de motte heen, met een houten wal (later een stenen muur). Vanaf de dertiende eeuw werden de mottetorens steeds vaker van steen gemaakt.


De reden dat mottetorens uit hout opgetrokken werden op een klein heuveltje was praktisch: aarde om de heuvel te maken was natuurlijk voorhanden, en ook hout was vaak in de directe omgeving te verkrijgen. Op een informatieve website over waterlinies lezen we:


“De afmetingen van de motteheuvel varieerde gemiddeld tussen 20 en 100 meter diameter; de hoogte kon tussen 3 en 20 meter bedragen. De aarde voor de heuvel werd dikwijls verkregen door het uitgraven van een gracht rond het bouwwerk.”


De term ‘motte’ is afkomstig uit Vlaanderen. In de Nederlandse gebiedsdelen werden en worden voor dit torentype ook andere termen gebruikt, zoals werf, bergh, borg, huus, casteel, barch, hege wieren (Friesland) of vliedbergen (Zeeland). In Zeeland, bijvoorbeeld, stonden in de hoge middeleeuwen honderden mottetorens ofwel vliedbergen.


De functies van een mottetorens waren vaak defensief: het vormden versterkte torens tegen vijandelijke indringers. Daarnaast gebruikte de aristocratie mottekastelen of torens als residentie. Een mottekasteel stond niet op zichzelf, maar had vaak ook enkele voorburchten.


Oudste mottetorens

De versterkingsvorm van de mottetoren gaat terug tot het einde van de tiende eeuw. Toen verrezen in het gebied tussen de Rijn en Loire verschillende van deze torens. De oudst bekende prent waarop een mottetoren is afgebeeld, staat op het beroemde elfde-eeuwse Tapijt van Bayeux. De bloeitijd van de mottetorens lag in de elfde en twaalfde eeuw.


In Nederland zijn – naast veel motte-heuvels – ook nog diverse mottekastelen te zien mét kasteel. Onder meer in Limbricht (Limburg) en in Oostvoorne in Zuid-Holland (de Burcht van Voorne). Verder bevinden zich op verscheidene plekken verspreid over het land nog motte-heuvels. In Oostkapelle in Zeeland is een reconstructie van een twaalfde-eeuws mottekasteel gebouwd, die in 2014 geopend is.


Geschiedenis

Een motte werd aangelegd in 1190 door de Gentse burggraaf Zeger II. De Burggravenstroom zorgde vroeger voor een verbinding tussen de motte en Gent. Met dit kanaal kon er veen en turf naar de stad gebracht worden. Toen Zeger II een groot deel van zijn bezittingen schonk aan de Orde van de Tempeliers en zich klaarmaakte voor zijn kruistocht, schonk hij de site aan zijn zoon Zeger III. In 1385 werd de Motte verwoest.


Tempelieren

De Tempelieren hadden een eigen ‘leger’ metselaars die voor hen overal kastelen bouwden, wat goed te zien is aan patronen in het metselen. Voor hun versterkingen gebruikten de tempelieren tijdens de kruistochten, om hun nadelige verschil in manschappen op te vangen, nieuwe technieken. Zoals onder andere de ‘vrijstaande vierkante torens’ waarvan er in het koninkrijk Jeruzalem alleen al minstens 75 waren.