Wat bedoelt men met het woord dualisme?
Dat stamt van de filosoof Plato, die omstreeks 300 vC. leefde. Hij beschouwde het lichaam als de kerker van de ziel. In zijn boek Phaedo beschreef hij hoe de dood een verlossing betekent van de ziel uit de gevangenschap in een verderfelijk lichaam.
Dat beeld van een verheven geestelijke ziel gevangen in een verderfelijk stoffelijk lichaam komt voor in veel religieuze teksten van de klassieke oudheid. Het doortrekt nagenoeg het gehele christendom zodra dat vanaf de tweede eeuw onder invloed raakt van de Griekse filosofie en dan vooral van Plato.
Van de kerkvader Origenes (185-
Ook kerkvader Augustinus spreekt over de ‘lage lusten van de zinnen’ waarmee het zondige lichaam de geestelijke ziel aan zich bindt en in de materie gevangen houdt. Het seksuele verlangen is ‘de list van de lust’ waarmee Satan, volgens Augustinus, de mens van zijn geestelijke oorsprong afhoudt.
Bij rooms-
En sprak de protestant Calvijn zelfs enkele eeuwen na de Katharen niet nog over ‘de zondigheid des vlezes’? En Luther zei in zijn beroemde stellingen die hij spijkerde op de deur van de kerk in Wittenburg dat het besef van zonde zonder betekenis is als het niet samengaat met ‘de dood van het vlees’.
De katholieke kerkvaders, de katholieke tijdgenoten van de Katharen, en de latere grondleggers van het protestantisme vertonen vaak een welhaast obsessieve angst voor het ‘het vlees’. Het zijn dualisten.
Het is waar, ook bij de Katharen komen dualistische thema’s voor. Maar er is tussen de Katharen enerzijds en de katholieke heiligen en protestantse voormannen anderzijds een groot verschil in de wijze waarop zij dat dualisme uitlegden. Het RK-
Als we willen weten wat de Katharen onderscheidt van de kerk moeten we letten op dat verschil. Kenmerkend voor de Katharen is namelijk de geheel eigen manier waarop ze de taal en de beelden van het dualisme toepasten in hun wereldbeschouwing.
De obsessieve angst voor de zondigheid van het lichaam, zoals men die vindt bij de rooms-
Ook wat betreft vrouwen, speelde het dualisme van lichaam en ziel in beide kampen een geheel verschillende rol. Voor de Katharen was het lichamelijk verschil tussen mannen en vrouwen van geen betekenis. Voor hen was wezenlijk dat zowel mannen als vrouwen een geestelijke ziel hebben, en daarin waren mannen en vrouwen aan elkaar wezensgelijk en daarom gelijkwaardig, vonden ze. Bij de vroegchristelijke gnostische vieringen konden ook vrouwen sacramentele functies verrichten en daaraan deelnemen. Ook bij de Katharen konden vrouwen actief deelnemen aan het belangrijkste ritueel, het consolament.
Dat was in de kerk van Rome wel anders.
Als in het conflict tussen de kerk en de Katharen in de twaalfde eeuw een delegatie van de paus een gesprek aangaat met een delegatie van de Katharen blijkt er bij de Katharen een vrouw deel van het gezelschap te zijn. De vertegenwoordiger van de paus roept ontsteld en verontwaardigd uit: ‘Vrouw, keer terug naar uw spinnewiel!’ Hij weigerde te onderhandelen met een vrouw. Later werd wel verteld dat het Esclarmonde de Foix zou betreffen, een Kathaarse parfaite, en zus van de graaf van Foix, maar dat is waarschijnlijk niet meer dan een verhaal, maar wel een goed verhaal dat iets kenmerkends uitdrukt van de Katharen en het verschil in opvatting met Rome.
Voor de kerk van Rome waren de vrouwen vooral verbonden met het zondige vlees, en mannen met de verheven geest. Augustinus vertelt hoe vrouwen steeds maar weer met hun ‘lage listen en lusten’ de mannen tot de zonde verleiden, precies zoals ook Adam werd verleid door Eva.
Katharen en kerk maakten beide een onderscheid tussen lichaam en geest, ze waren beide dualisten, maar pasten dat op een geheel verschillende wijze toe. Voor de Katharen betekende het de geestelijke wezensgelijkheid van mannen en vrouwen, ongeacht de lichamelijke vorm; voor de RK-
Een zelfde overweging geldt voor de schepping. De Katharen hadden weinig waardering voor de God van het Oude Testament. De God van liefde die Jezus ‘mijn Vader’ noemde kon onmogelijk dezelfde zijn als de almaar boze, straffende en wrekende Jahweh van het Oude Testament.
De Katharen wordt vaak verweten dat zij de door Jahweh geschapen materiële werkelijkheid zouden hebben afgewezen. Ook dat is niet correct. Niets daarvan vinden we in de belangrijkste Kathaarse teksten die eind vorige eeuw werden teruggevonden, het Liber de Duobis Principiis (Het boek van de twee principes), en de uitvoerige beschrijvingen van het Kathaarse ritueel van het Consolament. Wat de Katharen wel afwezen was de betovering van angst die Jahweh over zijn eigen schepping had gelegd waardoor zijn schepping was veranderd in een wereld van geweld en onderdrukking. Daarom waren ze er van overtuigd dat Jahweh een valse God was, de Heer van de Duisternis. ‘Angst is de macht van de Duisternis’, lezen we in één van de gnostische manuscripten uit Nag Hammadi.
Precies diezelfde opvatting vinden we in het Kathaarse Liber de Duobis Principiis. Want ook daar lezen we dat de schepping niet van oorsprong tot het kwaad behoort, maar wel in de greep is geraakt van het kwaad en daarvan weer geheeld kan worden.
Voor de Katharen was de schepping dus niet slecht van zichzelf, maar verworden, vervallen, ziek. Het was hun stellige overtuiging dat de hele schepping zou worden geheeld als individuele mensen hun eigen angst zouden overwinnen, en zich zo uit de betovering van Jahweh zouden bevrijden. Dan zal er, zo stelden zij, ‘een nieuwe hemel en een nieuwe aarde’ komen, een rijk van vrede en gerechtigheid, omdat dan de liefde waarover Jezus sprak zou worden bevrijd uit de greep van de angst.
Merkwaardig genoeg waren het juist de katholieke heiligen, en niet de Katharen, die de aarde zelf zagen als het domein van het kwaad, de aarde dus als van zichzelf in wezen slecht, onveranderlijk zondig.
De volgende anekdote over de rooms-
Van hem werd verteld dat hij eens op een reis verbleef in een herberg. In de nacht werd hij bezocht door de herbegierster, die zich geheel naakt naast hem in zijn bed vleide met duidelijke bedoelingen. Verontwaardigd wees hij haar terecht. Dat herhaalde zich, geheel volgens de verhaaltechniek van die tijd, drie maal. Het bewijs was geleverd: Bernardus was opgewassen tegen de lage lusten van zijn lichaam, en de vrouw was, als Eva, de kwade verleidster die hij standvastig had weerstaan. Dat is kenmerkend, niet voor de Katharen, maar voor de opvattingen van de kerk van Rome, over de materie en de vrouw.
En van Francisus van Assisi wordt verteld dat hij eens met een gezelschap monniken wandelde langs een meer in een berglandschap. ‘s Avonds vertelde een monnik hoezeer hij onder de indruk was geraakt van de schoonheid van de natuur. Hij werd onmiddellijk ter verantwoording geroepen door Franciscus, die hem verweet dat hij door zijn verlustiging in de zondige materie, onvoldoende besef van zijn eigen zondigheid had getoond. Ook van dit verhaal is het niet zeker dat het zich werkelijk heeft afgespeeld.
Ook dat behoort tot het genre sterke verhalen, maar die hadden wel een bedoeling: aantonen dat Franciscus, door zijn verachting van de materiële werkelijkheid een goed katholiek was. Ook dit verhaal maakt duidelijk dat de afwijzing van de materiële werkelijkheid in die tijd, de tijd van de Katharen, gold als de lakmoesproef van de goede katholiek.
Het is dus wel zeer, zeer merkwaardig dat de kerk van Rome er later de Katharen van beschuldigde de materiële werkelijkheid af te wijzen. En dat geheel misplaatste verwijt vinden we nu nog steeds terug in allerlei beschrijvingen van het Katharisme, zelfs als het kenmerk bij uitstek daarvan, bijvoorbeeld in de toeristenfolders opgesteld door de Zuid-