Het bedrog van Paulus


De apostel Paulus was in werkelijkheid een geheim agent van het Romeinse Rijk. Dat beweert de Groningse geschiedenisstudent Thijs Voskuilen, die er internationale lof mee oogstte.


Het gebeurt niet vaak dat een doctoraalscriptie tot enige beroering leidt. In het geval van de Groningse geschiedenisstudent Thijs Voskuilen (28) liep het anders. Voskuilen studeerde onlangs af (beoordeling: 9) met een scriptie over de christelijke aartsvader Paulus, waarin hij zeer aannemelijk maakt dat de «apostel der heidenen» in werkelijkheid een geheim agent in dienst van het Romeinse leger was, wiens primaire taak eruit bestond de politieke brandhaard in joods Palestina te dempen. Paulus, aldus Voskuilen, was gelieerd aan de «frumentarii», handelslieden die een soort Romeinse voorloper vormden van de CIA. Een van de bewijzen die hij hiervoor aandraagt, is dat Paulus getuige zijn Brief aan de Romeinen contact had met een zekere Erastus, een plaatselijke rentmeester, een functie die in de regel werd bekleed door de frumentarii.


Dat laatste werd bevestigd door de Amerikaanse geheime-dienstexpert Rose Mary Sheldon, een kolonel van de Amerikaanse militaire inlichtingendienst en docente aan het Virginia Military Institute. Sheldon schreef in 1997 een artikel in het International Journal of Intelligence en Counterintelligence waarin zij al stelde dat «de Romeinen experts waren in politieke manipulatie, spionage en dirty tricks». Volgens Sheldon, die een samenvatting van de in het Engels geschreven scriptie van Voskuilen — The perfect spy genaamd — met goedkeuring las, vormden infiltratie en clandestiene operaties een wezenlijk onderdeel van de Romeinse buitenlandse politiek. Paulus, aldus deze expert, zou inderdaad heel wel een verlengstuk van deze operaties kunnen zijn geweest. Door de leer van Jezus — die hij nooit in levenden lijve had ontmoet — ideologisch te verminken en aldus het christendom te creëren, sloeg Paulus een bres in de joodse religie en zagen de Romeinen een potentieel staatsgevaar succesvol gekeerd.


De door Paulus verkondigde versie van de leer van Jezus was een uiterst geslaagd staaltje van politiek-religieuze agitprop, waarbij in de eerste plaats de belangen van de Romeinse keizer werden gediend. Waar de historische Jezus in de eerste plaats een joodse opstandeling tegen het Romeinse gezag was, werd de Jezusfiguur die Paulus in het leven riep juist een instrument ter pacificatie van de massa. Niet voor niets roept Paulus in zijn brieven in het Nieuwe Testament op tot trouw aan Rome. Zijn dringende appèl aan de christelijke gemeenten om toch vooral trouw de belastingen af te dragen aan de Romeinse keizer komt ermee in een geheel ander daglicht te staan. Zijn Romeinse broodheren zouden ook blij zijn geweest met Paulus’ boodschap om de vijand de andere wang toe te keren.


Het feit dat de executie van Jezus door Paulus werd gepresenteerd als een godswonder moet de Romeinen ook niet slecht zijn uitgekomen. In de ogen van Voskuilen ging het hier om een pervers staaltje van geschiedvervalsing, en is het onbegrijpelijk dat het bedrog van Paulus de wereld nu al twee millennia in de ban houdt, al zegt hij de laatste te willen zijn om het belang van het christendom te ontkennen. Voskuilen: «Waar het om gaat, is dat die religie uit andere motieven is ontstaan dan men tot nu toe heeft willen aannemen.»


Aan de Universiteit van Groningen sloeg de scriptie van Voskuilen in als een bom. Niet alleen de theorie, ook de wijze waarop de student deze presenteerde, maakte grote indruk op zijn begeleiders, de theoloog J. Bremmer en historicus F. Ankersmit. Voskuilen schreef zijn satirisch gestemde betoog voor een groot deel namelijk in de vorm van een talkshow naar Amerikaans model, waarin zijn alter ego het opneemt tegen een traditioneel denkende godsdiensthistoricus, en deels in de vorm van een filmscript. In Engeland rezen plannen voor verfilming (maar dat gaat voorlopig niet door vanwege faillissement van de productiemaatschappij) en Voskuilen — die enige tijd werkzaam was op de buitenlandredactie van Het Parool — werkt aan een roman met hetzelfde thema voor de Brits-Nederlandse uitgever Gopher. Daarnaast wil Voskuilen de komende jaren gaan werken aan zijn promotie op basis van zijn onderzoeksgegevens. Kortom, eindelijk lijkt de Nederlandse historiografie — die in de regel niet uitblinkt in sensatie — weer eens een echt creatief talent in de gelederen te hebben, dat ook internationaal de aandacht trekt.


Het is natuurlijk niet de eerste keer dat de figuur van Paulus met wantrouwen wordt bekeken. Friedrich Nietzsche wijdde een groot deel van De Anti-Christ al aan de beschimping van «dit genie van de leugen», maar ging er — diametraal tegengesteld aan de theorie van Voskuilen — juist vanuit dat Paulus zijn historische fraude beging met het oogmerk de cultuur van de Romeinen te ondergraven. Voskuilen komt precies op het tegenovergestelde uit. Volgens hem gaf Paulus in zijn brieven zelf ook al hints van zijn fenomenale bedrog. «Sluw ben ik, en met list heb ik u gevangen», schrijft hij aan het eind van zijn tweede brief aan de Corinthiërs.


Volgens Voskuilen moet alles wat er over Paulus bekend is met diep wantrouwen worden bekeken. Het begint al met zijn magische bekering. Zoals bekend werd Paulus ongeveer drie jaar na de dood van Jezus geboren als Saulus. Als kind van joodse ouders in Tarsus in Cilicië, wat tegenwoordig Turks grondgebied is, genoot Saulus de rechten van een Romeins burger. Op jonge leeftijd werd hij naar Jeruzalem gestuurd, waar hij onder de hoede van de rabbijn Gamaliël zou hebben gestaan, een gegeven dat overigens alom wordt betwijfeld. Naast zijn theologische studies werd Saulus onderricht in het maken van tenten, hetgeen zijn officiële beroep was en waardoor hij ook verbonden raakte aan het Romeinse leger, zijn grootste afnemer.


Saulus stond bekend als een fanatieke christenvervolger. Hij was onder meer present bij de steniging van de christelijke voorman Stephanus (Handelingen 7:58) en werd een van de ijverigste krachten bij het vervolgen van de eerste christenen. Hij trok een bloedrood spoor door het Heilige Land en fungeerde min of meer als inquisiteur, die niet ophield de rabbijnen te mobiliseren voor de christenjacht en daarbij anderzijds met allerlei hand- en spandiensten werd bijgestaan door het Romeinse leger. Nadat Jeruzalem was gezuiverd van alle christenen trok Saulus nog altijd ziedend van moordlust naar Damascus, waar hij zich eigenhandig wilde zetten aan de deportatie van de christelijke gemeenschap aldaar.

Op weg naar Damascus zag hij echter opeens het licht, zo wil de bijbelse overlevering. Hij hoorde een stem uit de hemel: «Saul, Saul, waarom vervolgt gij Mij?» waarop de rabbinale grootinquisiteur en zijn manschappen berouwvol ter aarde stortten. Saulus de christenvervolger werd Paulus de apostel, die het nieuwe geloof met het boek en het zwaard vestigde op zijn lange reizen, die hem onder meer in Arabië, Macedonië, Rhodos, Kreta, Malta, Spanje en uiteindelijk in Rome zouden brengen.


Over het hoe en waarom van deze magische bekering is altijd al getwist. Sommige theo logen stellen dat Saulus/Paulus door een onweer tot inkeer kwam. Hij zou een blikseminslag op weg naar Damascus hebben aangezien voor een openbaring van Christus. Meer bijbelvaste experts volgens Paulus en de verklaring van de heilige apostel Lucas dat de christenjager daadwerkelijk oog in oog had gestaan met de al dan niet herrezen Heiland. Voorzichtiger theorieën houden het op een visioen. Volgens Voskuilen was de werkelijke reden echter veel prozaïscher: Saulus fingeerde een magische bekering om als kersverse christen te kunnen infiltreren in de verborgen gemeenschappen van de eerste christenen. In werkelijkheid zou Saulus nooit tot de leer van Jezus zijn bekeerd. Hij maakte er een geheel eigen relibrouwsel van, compleet met vreemde elementen als de wederopstanding, een ritueel fenomeen dat hij zou hebben ontleend aan de cultus rond de god Herakles in zijn geboortestreek.


Voskuilen wijst erop dat Paulus door zijn medechristenen met het nodige wantrouwen werd bekeken. Jezus’ broer Jacobus herkende niets van de beschrijving van Paulus van de Heiland zoals hij die tijdens zijn visioen had doorgekregen. In Jeruzalem moest de kersverse christen nog haastig vertrekken. Zoals Paulus zelf verhaalt in Handelingen: «Toen ik eens in de tempel aan het bidden was, geraakte ik in geestverrukking. Ik zag Hem, en Hij zeide tot mij: Haast u en vertrek aanstonds uit Jeruzalem; want van u zal men geen getuigenis over Mij aannemen. Ik antwoordde: Heer, zij weten toch, dat ik het was, die allen, die in U geloofden, gevangen liet nemen en in de synagogen liet geselen, en dat ik er bij stond, toen het bloed werd vergoten van Stephanus, uw getuige; dat ik er behagen in had en de kleederen bewaarde van hen, die hem doodden. Maar Hij sprak tot mij: Ga heen, want ik zal u ver weg zenden naar de heidenen.»


In Jeruzalem legde Paulus bijna het loodje, toen hij na zijn pogingen om de synagogen ook voor niet-joden open te stellen werd belaagd door joden uit Klein-Azië — die, afkomstig uit dezelfde streek, wellicht beter wisten wat voor vlees men hier in de kuip had. Hij ontsnapte aan de toorn van de massa door zich te beroepen op zijn Romeins staatsburgerschap. Beschermd door een Romeins escorte van enkele tientallen soldaten — ook al een unicum voor een jood die wordt verdacht van relschoppen — werd Paulus naar Rome afgevoerd, zogenaamd om daar terecht te staan, maar van dat proces ontbreekt in de kronieken elk spoor. Sterker nog, in Rome kreeg Paulus als vermeend gevangene nog alle gelegenheid om de nieuwe heilsleer te prediken. Bovendien genoot hij ook alle vrijheid om van daaruit de christengemeenschappen aan te schrijven, de brieven die zo’n essentieel onderdeel zouden vormen van het Nieuwe Testament.


Volgens Voskuilen deden de Romeinen er alles aan hun geprezen geheim agent te beschermen. Zijn missie om de volgelingen van de revolutionair Jezus te pacificeren mocht ondertussen meer dan geslaagd worden genoemd, zodanig dat het christendom uiteindelijk zou uitgroeien tot de nieuwe staatsgodsdienst van het Romeinse Rijk. Voskuilen: «In een van zijn brieven vanuit Rome doet Paulus de groeten ‹van iedereen in Caesars huishouding›. Men zegt dat hij het mogelijk had over christelijke slaven, maar die gedachte is eigenlijk nergens op gebaseerd. Als hij in dienst van de Romeinen was, is zo’n opmerking echter helemaal niet vreemd.»

Door toedoen van Paulus werd de kruisiging van Jezus opeens een symbool van een nieuwe godsdienst, aldus Voskuilen. «De Messias werd niet langer beschouwd als een politiek fenomeen maar als een spiritueel fenomeen, terwijl de angel er wat de Romeinen betrof helemaal werd uitgehaald door de orders van Paulus om toch vooral de belastingen te betalen aan de keizer, de vijand de andere wang toe te keren en de boodschap dat het de bedoeling van God was dat de Romeinen over Jeruzalem zouden heersen.» De joodse gemeenschap werd door het agitatiewerk van Paulus verlamd, zo betoogt Voskuilen. Door Paulus’ druk om ook niet-besneden mannen toe te laten tot de synagogen en vooral de boodschap dat de langverwachte Messias in de figuur van Jezus al was langsgekomen — en wel met de boodschap dat het koninkrijk Gods in de hemel en niet op aarde was — zorgde de geheim agent met succes voor een verdeling van de geesten.


De tegenwerping van de traditionele christelijke theologen dat het Jezusbeeld van Paulus ook wordt ondersteund door de evangeliën die zijn gebaseerd op de getuigenissen van andere apostelen, wordt door Voskuilen onder meer gepareerd met een verwijzing naar het werk van de Groningse hoogleraar Wes, die de evangeliën heeft gekarakteriseerd als historisch onbetrouwbare propagandageschriften, die bovendien zo’n veertig jaar na de dood van Jezus werden geschreven en vooral schatplichtig zijn aan de werken van Paulus zelf.


Thijs Voskuilen: «De macabere kant van de zaak wordt misschien pas duidelijk als je de Romeinen zou vervangen door een andere bezettingsmacht in Israël. Als je daar de Duitsers neerzet die een potentiële koning vergassen, waarna de vergassing van de Messias wordt vereerd vanuit Berlijn in een Duitse staatsgodsdienst (‹De koning van de joden moest sterven door een executie van Duitse soldaten, betaal je belasting aan Hitler, keer de andere wang toe aan de Gestapo, de Messias is niet langer politiek maar spiritueel, en de God van Israël wil dat de Duitsers over Jeruzalem heersen, amen›), met een stikkende jood boven het altaar in een kerk en een Vaticaan in Berlijn, wordt de politieke kant van de zaak opeens duidelijk, denk ik. Het is als het kijken naar een plaatje in drie dimensies. Als je het beeld één keer hebt gezien, kun je het niet meer niet zien.»


Thijs Voskuilen