Libertijnen en verlichting


In de tweede helft van de 16e en in de hele 17e eeuw zijn er mensen geweest die niet veel ophadden met religie, dogma’s en tradities of afwijzend stonden tegen kerken als instituties. Ze werden aangeduid als libertijnen, vrije geesten of vrijgeesten. Hierdoor verdween het woord lollard als aanduiding voor ketters en andersdenkenden


De Verlichting was een reactie op de macht van de adel en de geestelijkheid. De rijke burgerij -de bourgeoisie- had economische betekenis gekregen, maar nauwelijks politieke invloed. Daarom speelden de discussies zich ook vooral af in hun kringen, in de ‘salons’. De situatie voor de burgerij was in de Republiek natuurlijk wel heel anders dan bijvoorbeeld in Frankrijk en Engeland.


De belangrijkste gedachte was dat men de waarheid kon vinden met behulp van de ratio (de rede, het verstand) in plaats van wat bijvoorbeeld kerkelijke autoriteiten zeiden voor ‘waar’ aan te nemen. Kennis voortkomend uit experimenten moest traditionele kennis en gewoonten vervangen. De Verlichting verwierp ‘het door God gegeven’ absolutisme en bracht de scheiding tussen kerk en staat. Men ging er van uit dat de mens gelijk was, van nature goed, autonoom, onafhankelijk en meester van zijn eigen lot. Die kennis kon door middel van onderwijs worden verspreid.