Dirck Volckertsz Coornhert


Paulus de Kempenaer schreef: "Op de algemeyne Reformatie des gantschen

werelts door de broederschap des Rozenkruis voorgenomen als doen aller Religien

vereeninge door Dirck Volckerts Cornhert, door haer famen trompet aen dach

gebracht". Waarom zou De Kempenaer hier nu Coornhert genoemd hebben?

Waarschijnlijk wilde hij hiermee zeggen dat Coornhert al voor de rozenkruisers die

reformatie zag als een vereniging van alle religies. Coornhert is interessant, mede

omdat de schilder Johannes Torrentius, die voor een rozenkruiser werd gehouden, via

Coornherts vrienden H.L. Spiegel en R. Visscher wellicht beïnvloed werd door een

aantal van diens ideeën. Coornhert, onder meer graveur, notaris, stadspensionaris in

Haarlem, secretaris van de Staten van Holland, adviseur van Willem van Oranje,

theoloog, wijsgeer en toneeldichter, wordt een spiritualist, rationalist, erasmiaan,

christelijk stoïcijn, irenist, libertijn en volgeling van Franck en Schwenckfeld

genoemd. Hij deelde met de rozenkruisers het streven naar een algemene spirituele kerk

voor alle christenen. Van sectarische groeperingen als antinomianen, davidjoristen en het Huis der Liefde distantieerde hij zich. Hij was wel eerst een aantal jaren goed

bevriend geweest met Hendrick Niclaes, de stichter van het Huis der Liefde, die,

evenals Coornhert, rond 1555 zijn toevlucht had gezocht in het Rijnland. Zijn kritiek

was in het bijzonder tegen Niclaes gericht, die zich op een gegeven moment voor God

zelf hield. Coornhert stond dichter bij Hendrick Jansen van Barrefeld (Hiël), die zich

van Niclaes had afgescheiden en hij zou omstreeks 1579 overwogen hebben om zich bij

hem aan te sluiten.


De kernpunten van Hiëls spiritualistisch-mystieke geloofsovertuiging zullen

Coornhert aangesproken hebben zoals dat de mens, die "een kleyn voncksken der

godlicker naturen" in zich heeft, door "versakingh", door het "ontwesen" van de

"creature" tot het wezen van God kan komen. De "eygenschap" (het ik) verhindert de

eenwording. Hiël had die eenwording bereikt en wist dat het moment was gekomen

waarop alle diensten en ceremonieën waren opgehouden. Hiëls Een geestelyke reize

eens Jongelincks na het land van vreede om daar wezentlijk in Godt te leeven wordt

een hermetisch geschrift genoemd. Coornhert had dus ondanks zijn kritiek in

bepaalde opzichten toch verwantschap met deze groeperingen, zoals zijn opvatting dat

alle uiterlijke vormen van religie slechts van waarde waren als voorbereiding op de

ware innerlijke godsdienst en dat er een latente goddelijke kern in de mens aanwezig

was. Zijn orthodoxe tijdgenoten bezagen hem met wantrouwen. Reginald

Donteclock schreef: "Dat de Coornhertisten, de nieuwe Pelagianen d’aldergrootste secte zijn, met de natuer ende conditie van de Hollanders wel overeenkomende, die gheen werk maecken van religie, niet verre verscheyden van de Franckisten, gheest-drijvers, vrije geesten ende van de grouwelijke secten van H. Niclaes ende D. Joris". Later noemde de gereformeerde predikant Jacobus Trigland

hem "Een groot ketter en libertijn" en "Vreemd van de evangelische leer". De

Utrechter Aernout van Buchel, die als student in 1585 te Parijs bekend raakte met de ideeën van de door het hermetisme geïnspireerde filosoof Giordano Bruno, schreef

kort na Coornherts dood in zijn Diarium dat deze "Vernuftige maar conflictueuze man,

geboren om tegen te spreken [...] een nieuwe visie op de godsdienst scheen te

introduceren" en vermeldde daarbij dat hij "Zeer veel leerlingen en volgelingen had in

Haarlem en Gouda, die libertijnen of perfectisten werden genoemd".


Na Coornherts dood waren er nog langere tijd aanhangers van zijn ideeën in

Gouda. In 1606, dus zestien jaar na zijn overlijden, hielden Goudse predikanten nog

rekening met de ’coornhertisten’ door in hun gebeden het woord erfzonde weg te laten

in de hoop hen zo voor zich te winnen. Verder veronderstelde de drukker Jasper

Tournay blijkbaar genoeg belangstelling voor Coornhert aangezien hij nog lang na 1590

werken van hem het licht liet zien.


Hoewel Coornhert dan geen eigen secte heeft gesticht, had hij wel veel

aanhangers van zijn volmaaktheidstheorie. Onder hen Hendrick Laurensz Spiegel, de bekende letterkundige en koopman in Amsterdam, en Herman

Herberts, predikant en spiritualist in Gouda. In 1580 liet Herberts het Wonderboeck

van David Joris herdrukken in Dordrecht bij Jan Canin. Men was er daar zeker van dat

hij sympathie had voor de ideeën van Kaspar Schwenckfeld, David Joris en Hendrick

Niclaes. In Wezel werd hij later een pelagiaan genoemd. Hij zal Coornhert

persoonlijk gekend hebben. Herberts grafsteen met tekst is in de St. Janskerk te

vinden. Herbold Tombergen, predikant in Gouda van 1598 tot 1618 en

geestverwant van Herberts, vertaalde op zijn beurt twee werken van Sebastian Franck.

Zij werden in 1611 (herdruk 1617) en 1618 gedrukt voor de boekverkoper Andreas Burier door Jasper Tournay, die nog andere werken van deze duitse spiritualist

drukte.


Over de volmaaktheidstheorie bij Coornhert is onder meer door B. Becker en

H. Bonger uitvoerig geschreven, zodat hier met enkele kernpunten, ontleend aan

Bonger, volstaan kan worden. De volmaaktheidsidee gaat uit van de opvatting -en

hiermee gaat Coornhert in tegen de idee van de erfzonde- dat het mogelijk is de

volmaaktheid nog in dit leven te bereiken. "Aan ieder mens heeft God ’een voncxken

des gemoeds’, een kleine afglans van zijn goddelijk licht geschonken en dat blijft in

hem. Het was ook in Adam na zijn val gebleven want hij wilde Gods woord geloven."

Om het vermogen te verkrijgen het goede te doen en het kwade te laten moet de mens

wedergeboren worden. Zonder de dood van de oude mens kan niemand het Rijk Gods

binnengaan. De wedergeboorte bij Coornhert is geen mystieke aangelegenheid maar

niets anders dan dat de mens ’zijn gemoet vindet van godlijcken aert.’ Als hij dat

gevonden heeft zal hij het kwade nalaten en het goede doen en daarin ligt de ware

liefde. De wedergeboorte, die via een systeem van trappen of staten verloopt waarlangs

de mens tot volmaakte wijsheid kan opklimmen, is niet in de eerste plaats een

menselijke verdienste maar wordt mogelijk gemaakt door Christus. De wedergeboorte is

een geestelijke gebeurtenis, niet op één moment maar "allencxkens". Zelfkennis is nodig

om zijn staat te weten. Na vier staten of trappen volgt de wedergeboorte; er zijn dan

nog drie trappen te doorlopen om de menselijke perfectie te bereiken. De

wedergeborene is nog niet volmaakt, hij jaagt ernaar. Coornhert bewees het perfectisme

met behulp van Bijbelplaatsen. De kerntekst die hij vaak gebruikte luidt: "Weest dan

gijlieden volmaakt, gelijk uw vader, die in de hemelen is, volmaakt is" (Mattheus 5:48).


Coornhert vond in zijn laatste twee levensjaren toevlucht in Gouda. Er wordt gezegd dat iedereen die vrijheidslievend, libertijns, vrijzinnig of remonstrants was, daar

een veilige haven vond. Voetius schreef: "De stad van der Goude altijt was geweest het rattenest ende den dreckwagen van alle ketterijen" en de Leidse predikant Festus

Hommius noemde Gouda in een brief van 1612 het nest der ketters. Maar na de

synode van Dordrecht en de wetsverzetting door Maurits op 1 november 1618 kregen

de contra-remonstranten het voorlopig in Gouda voor het zeggen. Met de komst van

Frederik Hendrik in 1625 kreeg de Goudse magistraat weer meer vrijheid van handelen

ten opzichte van de orthodoxen.


Zou er wellicht een verband bestaan tussen Coornhert en de rozenkruisers?

Aangezien zij pas in 1614 algemeen bekend raakten en Coornhert in 1590 sterf is dat

niet waarschijnlijk. Toch is er een aantal gemeenschappelijke kenmerken, zoals het

irenisme en de mystiek. Verder blijkt nog eens uit de briefwisseling tussen

Coornhert en de met hem bevriende Spiegel in de jaren 1588 en 1589, kort voor zijn

dood, dat de volmaaktheidsgedachte (het perfectisme) en ook het neo-platonisme hem

beïnvloedde. De probleemstelling van deze correspondentie was: hoe wordt de

mens naar de ziel volmaakt of in Coornherts woorden goddelijk? Met deze opvatting over de ziel van de mens als schakel tussen de natuur en de bovennatuur

plaatste Coornhert zich in de kring van de door het hermetisme beïnvloede humanisten

als Marsilio Ficino, Pomponazzi en Pico della Mirandola. Uit de laatste brief aan

Spiegel blijkt dat volgens Coornhert de volmaaktheid naar lichaam en ziel mogelijk

is. Tussen Coornherts opvatting over de goddelijke mens en Ficino’s filosofie zijn

opvallend veel overeenkomsten.


Volgens Coornhert heeft de mens dus de keus "volgens de natuur" te leven of

vanwege zijn unieke geestelijke grondslag daar boven uit te stijgen en goddelijk te

worden. Deze dynamische visie van Coornhert vertoont veel overeenkomsten met de

rede Over de menselijke waardigheid (dat gezien kan worden als een hermetisch

manifest) van Pico della Mirandola uit de kring van Ficino. Coornhert vertaalde in

het jaar van zijn dood het werk Alcibiades van Plato, die hij op de titelpagina een

"godlijck man" noemde. Hiervoor maakte hij gebruik van de Latijnse vertaling van

Ficino. Aldus leerde Coornhert via de geschriften van Ficino en zijn geestverwanten

waarschijnlijk de hermetische denkbeelden kennen. Spiegels antwoorden zijn niet

bewaard gebleven maar uit de reconstructie van de briefwisseling blijkt dat hij een wat

afwijkend standpunt innam. Toch liepen deze niet ver uiteen. Spiegel, de

vertegenwoordiger van het platonisch christendom en een stoïcijnse zede, werd

eveneens beïnvloed door klassieke auteurs als Boethius, Cebes, Epictetus, Plato,

Socrates, de Pythagoreeërs (De gulden verzen) en mystici als Tauler, met wie

overeenkomsten zijn te vinden, en Franck. Van Spiegel, die katholiek is gebleven,

verscheen in 1614, twee jaar na diens dood, zijn hoofdwerk Hertspiegel waarin onder

meer de wijsheid van Hermes Trismegistus wordt geprezen.


Resumerend kan gezegd worden dat Coornhert een aantal overeenkomsten had

met de rozenkruisers zoals het neo-platonisme, het perfectisme (hierbij valt te denken

aan Christian Rosenkreuz), het irenisme, het afwijzen van de erfzonde (vgl. het

judicium van de Leidse theologen, punt 16, Bijlage 4), het afwijzen van allerlei secten,

en waarschijnlijk belangstelling voor het hermetisme.


Bron: Govert Snoek, Rozekruis Pers 2006